3Overwegingen en advies van de commissie
De commissie heeft het navolgende overwogen.
Op grond van artikel 13 van de Wet Administratieve Rechtspraak Overheidsbe
schikkingen moet een bezwaarschrift worden ingediend binnen dertig dagen na
de dag, waarop de beschikking gegeven is of geacht wordt geweigerd te zijn.
Het raadsbesluit is in de brief van 16 december 1993 aan reclamante bekend
gemaakt. Hieruit volgt dat reclamante tot en met 14 januari 1994 bij de
Raad een bezwaarschrift kon indienen tegen dit besluit. Het bezwaarschrift
van reclamante is op 26 januari 1994 ontvangen. Reclamante heeft derhalve
de termijn bij het indienen van het bezwaarschrift niet in acht genomen.
Ingeval van termijnoverschrijding blijft niet-ontvankelijkverklaring,
ingevolge artikel 13 juncto artikel 9, vierde lid Wet Arob, slechts
achterwege indien reclamante aantoont dat zij het bezwaarschrift heeft
ingediend zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
Door reclamante is evenwel niets aangevoerd dat de termijnoverschrijding
zou kunnen rechtvaardigen.
De commissie ziet ook overigens geen argumenten ter rechtvaardiging van de
termijnoverschrijding. Mitsdien is de commissie van mening dat reclamante
kennelijk in haar bezwaren niet kan worden ontvangen. In verband hiermee
heeft de commissie, op grond van artikel 14, tweede lid Wet Arob, besloten
het horen van reclamante achterwege te laten.
De commissie concludeert dat reclamante, wegens termijnoverschrijding, in
haar bezwaren niet kan worden ontvangen.
De commissie adviseert de Raad reclamante in haar bezwaren niet ontvanke
lijk te verklaren.
Leeuwarden, 22 maart 1994
Voorzitter,
Wnd. secretaris,
w.g.
drs. A.A.J.S. van de Gevel
w.g.
mr. W.L. van Harinxma thoe Slooten
2
Nr. 6544
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen de brief van Welzijnsinstelling Leeuwarden d.d.
26 januari 1994 waarin, ingevolge de Wet Administratieve
Rechtspraak Overheidsbeschikkingen, een bezwaarschrift
werd ingediend tegen de beslissing van de gemeenteraad van
15, 16 en 17 november om de subsidiëring met ingang van
1 augustus 1994 te beëindigen van de Stichting Welzijn
Leeuwarden, Stichting Jongerenwerk Leeuwarden, Stichting
Maatschappelijk Werk Leeuwarden, het Krisis Interventie
Centrum, Stichting Projecten Mensen Zonder Werk ten behoe
ve van Buro Sociale Raadsleden, de professionele onder
steuning etnische groepen, Belangenbehartiging voor uitke
ringstrekkers en het Komitee Vrouwen in de Bijstand en de
beslissing om het budget te verminderen met een bedrag van
1.520.000,- en dit beschikbaar te stellen aan een nieuw
op te richten welzijnsinstelling;
overwegende dat het bezwaarschrift, ingevolge artikel 2
van de Procedureverordening raadsadviescommissie voor de
beroep- en bezwaarschriften, om advies in handen is ge
steld van de raadsadviescommissie voor de beroep- en be-
zwaarschri f ten
dat de commissie in haar advies van 22 maart 1994
bijlagenr. 101 hem adviseert Welzijnsinstelling Leeuwar
den in haar bezwaren niet ontvankelijk te verklaren;
dat hij zich met de overwegingen en het advies van de
commissie kan verenigen;
gelet op de Wet Administratieve Rechtspraak Overheidsbe
schikkingen en de Procedureverordening raadsadvies
commissie voor de beroep- en bezwaarschriften;
BESLUIT:
Welzijnsinstelling Leeuwarden in haar bezwaren niet ont
vankelijk te verklaren.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
Voorzitter.
Secretaris.