Voor een communicatiestructuur waarin recht wordt gedaan aan de gelijkwaardigheid, is het
noodzakelijk dat de gezamenlijke gemeenten overleggen met de provincie. Op die manier kunnen
gemeenten en provincie integraal overheidsbeleid in Friesland realiseren.
Versterking van de Vereniging van Friese Gemeenten als spreekbuis, overlegplatform en
ondersteuner van de gemeentelijke inbreng is voor zo 'n communicatiestructuur een eerste stap.
1.8 Besluitvorming over de eindvoorstellen m.b.t. de herverdeling van taken en bevoegdheden tussen
gemeenten, provincie en rijk moet plaatsvinden op basis van een evenwichtig en samenhangend
pakket.
3.2. Reactie op de uitspraken.
Wij kunnen instemmen met de onder 1.1. tot en met 1.8. genoemde richtinggevende uitspraken. Bij een
aantal uitspraken willen wij nog het volgende opmerken. Aan uitspraak 1.5. besteden wij specifiek
aandacht in paragraaf 3.3.
Uitspraak 1.1.:
In deze uitspraak wordt gesproken over "bovenlokale (regionale) aangelegenheden". Deze term wordt
niet van een definitie voorzien en is voor velerlei uitleg vatbaar. Als het zou betekenen
"aangelegenheden die één gemeente te boven gaan" dan zou er voor een gezamenlijke muziekschool
met een buurgemeente een functie zijn voor de provincie. Dit zou onjuist juist zijn want het is niet
efficiënt en effectief. Een gemeenschappelijke regeling of een bestuurscommissie moet in dit soort geval
len mogelijk blijven. Gaat het bij "bovenlokaal" dan om tegenstrijdige lokale belangen of gaat het,
zoals wij denken dat het is, om hetgeen tussen haakjes staat nl. het provinciaal niveau. Hoewel de
neergelegde taakverdeling tussen rijk, provincie en gemeente onze instemming heeft kan er naar onze
mening zich wel de mogelijkheid voordoen dat bij een taak die nog onderzocht moet worden een
discussie ontstaat wat nu precies onder "bovenlokaal" moet worden verstaan. Bijvoorbeeld de
vraagstukken die binnen het Stadsgewest spelen kunnen voor het overgrote deel op lokaal niveau
worden opgelost. Als de schaal van de stadsgewestgemeenten op dit moment een effectieve en integrale
oplossing in de weg staat, kan dat nooit een reden zijn om de desbetreffende taken naar een hoger,
verder van de burgers afstaand, niveau te tillen en zal dus de oplossing van het tegen het licht houden
van de schaal van gemeenten open gehouden moeten worden. Alleen in die situatie kan immers recht
gedaan worden aan het beginsel dat bevoegdheden "zo dicht mogelijk" bij de burger moeten komen te
liggen of blijven.
Uitspraken 1.2. en 1.3.
Uitspraak 1.2. kunnen we in principe onderschrijven maar ook hier met een nadrukkelijke
kanttekening. We missen hier namelijk het belangrijke punt van differentiatie tussen gemeenten als het
gaat om taken of bevoegdheden die wel door grote gemeenten en niet door kleine gemeenten kunnen
worden uitgeoefend. Dat punt dreigt in het project geen aandacht meer te krijgen terwijl het vanaf het
begin wel degelijk één van de ijkpunten is. Wij vinden het dan ook belangrijk dat differentiatie tussen
gemeenten alsnog in het vervolg van project zijn plaats krijgt.
Het feit dat gemeenten gemeenschappelijke uitvoeringsorganisaties zouden kunnen opzetten (uitspraak
1.3) kan nooit een reden zijn om van de differentiatiegedachte af te stappen. Bij differentiatie gaat het
om toedeling van bevoegdheden en niet om de uitvoering. In de notitie Tuskenspul staat immers (blz. 3
onderaan) dat, als gemeenten zelf in staat zijn taken uit te voeren, die bevoegdheden ook aan dat
bestuursniveau toebedeeld moeten worden.
Reactienota "De Leeuwarder visie op de notitie Tuskenspul".
4
Dat houdt dus in, dat in het ene geval wel van tevoren vaststaat dat een gemeente (nl. als zij voldoende
grootte heeft) die bevoegdheden kwalitatief aan kan, terwijl in het andere geval (nl. bij gemeenten met
een kleinere schaal) nog maar afgewacht moet worden of ze (willen) aankoersen op een
gemeenschappelijke uitvoeringsdienst om het schaalprobleem te ondervangen. Deze situatie leidt tot een
diffuus beeld als het aankomt op het trekken van algemene conclusies bij de toedeling van
bevoegdheden. Wij willen er geen misverstand over laten bestaan: in eerstgenoemde situatie moeten
bevoegdheden op voorhand ook in de toekomst op gemeentelijk niveau uitgeoefend blijven worden. Tot
die categorie gemeenten behoort in elk geval Frieslands hoofdstad.
We dringen er sterk op aan dat het project die helderheid alsnog gaat bieden in die gevallen waarin
sprake is van gemeenten met een zodanige grootte dat uitbesteding van taken aan een
uitvoeringsorganisatie om althans die reden niet geboden is. Als redenen van efficiency daartoe nopen
is dat een ander verhaal. Verder lijkt het ons wenselijk om de mogelijkheid van het verlenen van
diensten door een centrumgemeente nader te onderzoeken.
Uitspraak I.7.:
Dat bij een heldere verdeling van taken en bevoegdheden het noodzakelijk blijft apart aandacht te
besteden aan de afstemming tussen de bestuurslagen is evident. De belangen van grote en kleine
gemeenten maar ook tussen gemeenten van gelijke grootte verschilt echter vaak en dit kan dan ook nog
weer per beleidsterrein verschillen. Daarbij dient dus de vraag aan de orde te komen of het efficiënt en
effectief is dit op een uniforme wijze voor alle beleidsterreinen te organiseren. Zo ja, dan verdient een
versterking van de Vereniging van Friese Gemeenten als spreekbuis, overlegplatform en ondersteuner
van de gemeentelijke inbreng zeker nadere uitwerking. Deze uitspraak is eigenlijk ook enigszins
voorbarig omdat de Stuurgroep nog geen keuze heeft gemaakt waar het gaat om de precieze vorm van
de communicatiestructuur. Hierover vindt momenteel een bestuurskundig onderzoek plaats door
Rijksuniversiteit Groningen. Wij zijn dan ook van mening dat pas wanneer dit onderzoek en de gehele
takendiscussie is afgerond bekeken kan worden op welke wijze de communicatie tussen de
overheidslagen vorm moet worden gegeven.
4. De specifieke positie van Leeuwarden.
4.1. De rol en positie van de Leeuwarden binnen Friesland.
Hoewel de eerder genoemde Notitie "Aanzet en richting", de Koersnotitie en de Notitie inzake de taken
op het gebied van de economische ontwikkeling al heel specifiek de bijzondere positie van Leeuwarden
bevestigen willen wij hier toch nog wat langer bij stil staan.
Net als andere steden met een centrumfunctie heeft Leeuwarden een heel eigen, specifieke problematiek
met een sterke regionale component. Een regionale component die zo sterk is dat de gemeente ook in
het rijksbeleid een positie heeft die voor geen enkele andere Friese gemeente van toepassing is.
Leeuwarden is zoals voor veel andere centrumsteden geldt een gemeente met twee gezichten. Een sterke
economische positie (meer dan 24% van de Friese werkgelegenheid is er gevestigd) en tegelijk met een
grote sociale problematiek (de werkloosheid beweegt zich op het zelfde percentage: een van de hoogste
van het land). Die bijzondere positie wordt door de rijksoverheid volop erkend. Leeuwarden is een van
de 13 landelijke stedelijke knooppunten (economische functie) en met Groningen - ook de enige
gemeente in Noord-Nederland waarop het "grote stedenbeleid" van toepassing is (sociale problematiek).
Zoals gezegd nemen we de maatschappelijke veranderingen tot uitgangspunt. De overheid is er immers
voor om sturing aan de veranderingen te geven en om de daaruit voortvloeiende problemen mede
oplossingen voor aan te dragen. Als we het over de regionale functie van Leeuwarden hebben is die
functie in enkele pennestreken te schilderen. Binnen het stadsgewestelijke gebied is sprake van één
woningmarkt, één arbeidsmarkt en van grote oriëntatie van de inwoners binnen dat gebied op de
voorzieningen in Leeuwarden.
Reactienota "De Leeuwarder visie op de notitie Tuskenspul".
5