Bij de laatste twee alinea's, "Bij de formuleringaan de gemeenten Leeuwarderadeel en
Menaldumadeel", willen wij aansluiten bij onze reactie op de eerdergenoemde notitie "Aanzet en
richting", neergelegd in de brief aan Gedeputeerde Staten van Friesland d.d. 26 oktober 1993. In deze
brief hebben wij erop gewezen dat het allereerst van belang is dat er een discussie over en een inhoude
lijke analyse plaatsvindt van welke problemen spelen er en welke oorzaken zijn hiervoor aan te wijzen.
Pas nadat de uitkomsten hiervan bekend zijn, kan gesproken worden over de daarbij behorende
structuur. Wij hebben toen aangegeven dat wij geen structuur van te voren willen uitsluiten, ook niet
gemeentelijke herindeling. Wij hebben wel aangegeven dat de gewenste schaal van uitvoering van taken
en bevoegdheden gebaseerd dient te zijn op maatschappelijke samenhang. Deze lijn willen wij
consistent doortrekken en bevestigen dat eerst de definitieve uitkomsten van de gehele takendiscussies
afgewacht moeten worden alvorens er een voorstel ontwikkeld kan worden over de gewenste structuur.
Zoals al is aangegeven sluiten wij daarbij geen structuur uit, dus ook niet gemeentelijke herindeling.
Dit komt overeen met hetgeen in Tuskenspul staat; niet meer en niet minder.
Uit de takendiscussies zal de noodzaak moeten worden aangetoond of een beperkte herindeling rond
Leeuwarden de oplossing is. Dit kan slechts - hetzij nogmaals benadrukt - als alle takendiscussies
afgerond zijn. Een notitie van de gemeente Leeuwarden waarin op basis van argumenten alleen maar
voor herindeling als oplossing wordt gekozen, zoals velen dat nu al willen zien, is dan ook prematuur
en staat haaks op het uitgangspunt van het project en ons standpunt dat al dateert van oktober 1993
nl. eerst de takendiscussie, inclusief probleemanalyse, afwachten, dan de mogelijke oplossingsrichtingen
op een rij zetten. De mogelijke oplossingsrichting van een beperkte herindeling mag echter niet op
voorhand worden uitgesloten want ook dat zou niet stroken met de leidende beginselen van het project
Bestuurlijke Vernieuwing.
Op basis van zowel de Notitie inzake taken op het gebied van de economische ontwikkeling van het
project zelf als het gestelde in de vorige twee paragrafen, vinden wij dat een beperkte herindeling rond
Leeuwarden een mogelijke oplossing is die later in het proces een serieuze overweging verdient. Wij
onderschrijven dan ook de gehele uitspraak met dien verstande dat er niet sprake moet zijn van een
"knopendoorhakkende" provincie óf een sterke centrumgemeente. Beide, dus én een
"knopendoorhakkende" provincie én een sterke centrumgemeente, zijn noodzakelijk
Wel is ons opgevallen dat de verwoordde gedachte van de Stuurgroep nog niet onderbouwd is. We
nemen aan dat de Stuurgroep zich daarbij niet alleen heeft gebaseerd op de meer algemene be
stuurlijke problematiek maar ook op meer concrete aspecten heeft gedoeld. Zoals een verdere, krachti
ge stimulering van de ontwikkeling van de Westergozone tussen Leeuwarden en Franeker, de moge
lijkheid om ten aanzien van de toekomst van de vliegbasis en ten aanzien van de effecten van de ge
luidsbelasting één integraal gemeentelijk beleid te kunnen voeren en de uitvoering van grootschalige
infrastructurele projecten zoals de haak om Leeuwarden en de noordwestelijk tangent. De door ons
eerder genoemde functioneel-maatschappelijke samenhang tussen Leeuwarden en de directe omgeving
doet zich ook aan de zuid- en de oostkant van de gemeente voor. We kunnen ons voorstellen dat
daarnaar alvorens met definitieve voorstellen te komen een nader onderzoek wordt gedaan.
Overigens zal - juist omdat de verandering van schaal ook in die omstandigheden nog steeds een
beperkt karakter zou hebben - naar onze overtuiging ook bij deze optie enigerlei vorm van
stadsgewestelijke samenwerking noodzakelijk blijven. Deze kan zich dan echter meer richten op ad
hoc-projecten en periodieke afstemming zoals dat bij tal van andere gemeenten ook voorkomt.
Reacticnota "De Leeuwarder visie op de notitie Tuskenspul".
10
§•5.
Uitspraken omtrent Economische ontwikkeling.
5.1. De richtinggevende uitspraken.
De Stuurgroep legt de volgende richtinggevende uitspraken voor:
2.1 Voordat er besluiten over majeure sociaal-economische ontwikkelingen worden genomen,
organiseert de provincie ruim van tevoren een brede maatschappelijke discussie over de richting
daarvan. Daarbij wordt gestreefd naar het sluiten van een maatschappelijk contract met be
drijfsleven en organisaties van natuur en milieu. Vanuit de gedachte van complementariteit betrekt
de provincie in een zo vroeg mogelijk stadium de gemeenten bij de beleidsvorming met betrekking
tot het sociaal-economisch beleidsplan.
2.2 Om nieuwe bedrijvigheid optimaal te stimuleren zullen er scherpere keuzes moeten worden
gemaakt als het gaat om het ondersteunen van de kansrijke ontwikkelingszones; daarbij wordt
gedacht aan Leeuwarden/Westergozone, Heerenveen/Joure en Drachten/Opsterland.
2.3 De besluitvormingsprocedure over concrete grote projecten (5B e.d.) wordt door de provincie
zodanig georganiseerd dat gemeenten en andere betrokkenen niet overvallen worden door onom
keerbare besluiten.
2.4 Het Centraal Punt Bedrijfsleven (KvK, NOM, prov.) dient zich van meet af aan sterk te oriënteren
op de gemeenten. Gemeenten moeten in staat worden gesteld op contractbasis gebruik te maken
van de diensten van het Centraal punt ten behoeve van hun eigen acquisitie en ontwikkelingspro
gramma.
2.5 De promotionele activiteiten op het gebied van het toerisme dienen zodanig te worden
gestructureerd dat de (sterke punten in de) regionale identiteit van Friesland sterker wordt
uitgedragen en er een betere afstemming van de verschillende deelactiviteiten tot stand komt.
2.6 Het investeringsplafond voor het provinciale deel van de Investerings Premie Regeling (IPR) dient
te worden verhoogd.
2.7 Om de voorwaarden te scheppen voor een integraal plattelandsbeleid dient er een verdergaande
decentralisatie van de bevoegdheden op dat terrein plaats te vinden van rijk naar provincie en
gemeenten.
52. Reactie op de uitspraken.
Uit de uitspraken blijkt dat een herverkaveling van wettelijke taken en bevoegdheden op dit terrein op
dit moment niet aan de orde is. Met de gedane uitspraken wordt naar onze mening wel inhoud gegeven
aan het tweede aspect rond bestuurlijke vernieuwing nl. aan nieuwe bestuurlijke verhoudingen en een
nieuwe bestuursstijl. Een stijl die, zo blijkt uit het onderliggend rapport, vraagt om bundeling van
schaal daar waar nodig en kansrijk, bijvoorbeeld in en rondom de vast te stellen bovenlokale
economische hoofdzones. Bovendien wordt concreet handen en voeten gegeven aan een eenduidig
positieprofiel van Friesland met een centraal punt bedrijfsleven dat samenwerkt met de
(kern)gemeenten.
De uitspraken 2.1. en 2.3 spreken ons zeer aan. Dat geldt ook voor de honorering van de vaak vanuit
het bedrijfsleven geuite wens om "scherpere keuzes" te maken "als het gaat om het ondersteunen van
de kansrijke ontwikkelingszones".
Reactienota "De Leeuwarder visie op de notitie Tuskenspul".
11