6.
Uitspraken omtrent Openbare orde en veiligheid.
6.1. De richtinggevende uitspraken.
De Stuurgroep legt de volgende richtinggevende uitspraken voor:
3.1 De basis van het veiligheidsbeleid ligt op lokaal niveau. Het ontwikkelen van een integraal
veiligheidsbeleid is een taak van de gemeenten.
Politie:
3.2 De burgemeester heeft, evenals de Officier van Justitie, het gezag over de plaatselijke politie. Aan
de gemeente wordt uit de algemene rijksuitkering aan de politieregio een budget toegekend om
daaraan overeenkomstig de eigen gemeentelijke prioriteiten op eigen wijze vorm te geven.
3.3 Het regionaal korpsbeheerderschap wordt opgedragen aan de Commissaris van de Koningin als
bestuursorgaan. Het bestuur van de regionale politie verschuift van het Regionale College naar
Provinciale Staten.
3.4 De rol van de Hoofdofficier van Justitie in relatie tot de korpsbeheerder en het Regionale College
blijft onaangetast.
3.5 Teneinde een goede koppeling van beheer en gezag te waarborgen blijft het Regionale College ook
in de voorgestelde gewijzigde structuur een wezenlijke rol en betekenis behouden. Het Regionaal
College verkrijgt de status van bestuurscommissie op grond van artikel 80 e.v. van de
Provinciewet. Aan de adviezen van het Regionaal College zal een zwaarwegende betekenis worden
toegekend. Bij het ontbreken van overeenstemming treden Provinciale Staten, als orgaan waaraan
de Commissaris van de Koningin in algemene zin verantwoording verschuldigd is, in een eigen
beoordeling.
3.6 Er wordt een juridisch-staatsrechtelijke regeling ontworpen om de bestuurlijke inbedding van de
politieregio overeenkomstig de uitspraken 3.3. tot en met 3.5. mogelijk te maken.
3.7 De Stuurgroep Bestuurlijke Vernieuwing stelt een werkgroep in, samengesteld uit leden uit
bestuurlijke, justitiële en politiekring, die op korte termijn adviseert inzake belangrijke uitwer
kingsvraagstukken.
3.8 A'a drie jaar wordt de werking van de gewijzigde structuur van de regionale politie geëvalueerd.
Op grond van deze evaluatie kunnen aanpassingen worden aangebracht.
Brandweer:
3.9 De burgemeester heeft het opperbevel bij brand. De gemeenteraad bepaalt het beleid met
betrekking tot de gemeentelijke brandweer.
3.10 Het provinciale brandweerniveau treedt in de plaats van de bestaande drie brandweerregio 's.
3.11 Aan de hand van het Project Versterking Brandweer en het SAVE-onderzoek wordt (nader)
bepaald welke taken op grond van organisatorische en bedrijfsmatige overwegingen het beste op
het lokale dan wel het provinciale niveau gelegd kunnen worden. Daarbij staat het behoud van
vitale gemeentelijke brandweren, overwegend uit vrijwilligers samengesteld, als essentiële basis van
de totale brandweerzorg voorop.
Reactienota "De Leeuwarder visie op de notitie Tuskenspul".
12
Het Project Bestuurlijke Vernieuwing doet met inachtneming van het toetsingskader van het
project voorstellen inzake de bestuurlijke toedeling van deze taken aan de gemeenten of aan de
provincie.
3.12 Het beheer van de bovenlokale, voorwaardenscheppende, specialistische en grootschalige voorzie
ningen op het gebied van de brandweer en de rampenbestrijding wordt aan de provincie
overgedragen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de Commissaris van de Koningin als porte
feuillehouder ter zake wordt aangewezen. Welke deze voorzieningen zijn wordt ingevolge de
voorafgaande uitspraak nader bepaald aan de hand van het Project Versterking Brandweer en het
SAVE-onderzoek. De provincie krijgt voor het beheer van deze voorzieningen een eigen budget.
Ook de Alarmcentrale en de Centrale Post Ambulancevervoer worden bestuurlijk bij de provincie
aangehaakt.
3.13 Het Regionale College wordt, als bestuurscommissie op grond van artikel 80 e.v. van de
Provinciewet zoals voorgesteld in uitspraak 3.5., tevens aangewezen als orgaan voor coördinatie-
en afstemmingsoverleg tussen de gemeenten en de provincie en tussen de gemeenten onderling met
betrekking tot brandweerzaken en -taken. De verhouding tussen Provinciale Staten en het Regio
nale College inzake de in 3.12 genoemde taken en voorzieningen wordt analoog aan de verhou
ding tussen beide organen ten aanzien van de politie volgens uitspraak 3.5. geregeld.
3.14 Er zal een regeling worden ontworpen als juridische basis van de bestuurlijke inbedding van de
brandweer volgens de zojuist aangegeven richtinggevende uitspraken.
6.2. Reactie op de uitspraken.
Wij kunnen instemmen met de onder 3.1. tot en met 3.14 genoemde richtinggevende uitspraken. Het
onderwerp "veiligheid" is in het maatschappelijk en politiek debat van de afgelopen jaren sterk op de
voorgrond getreden. Ook binnen de gemeente Leeuwarden neemt integraal veiligheidsbeleid een
belangrijke plaats in en worden al diverse activiteiten op dit gebied ontplooid. De daaruit voortvloeien
de politieke prioriteit vraagt om een goede organisatie van de politiezorg. Dit vereist een verbeterde
bestuurlijke inbedding en democratische legitimatie.
Met het overdragen van het korpsbeheerderschap van de politie door de burgemeester van Leeuwarden
aan de Commissaris der Koningin kunnen wij instemmen. Dat de Commissaris der Koningin in de
nieuwe situatie verantwoording moet afleggen aan Provinciale Staten, is, hoewel dit verantwoordings
model niet onze eerste voorkeur heeft, vanuit democratische inbedding te begrijpen en sluit aan bij de
uitgangspunten in de IJkpuntennotitie. Tevens omdat deze overdracht van bevoegdheden in relatie
wordt gezien met de overige voorstellen en er dus sprake is - en moet blijven - van een evenwichtige
uitruil van taken en bevoegdheden over de 3 volwaardige bestuurslagen. Uitspraak 3.5. geeft op dit
moment nog onvoldoende duidelijkheid over de positionering van het regionaal college. Voorwaarde
naar onze mening is wel dat de opzet voorziet in een duidelijke en sterke positie van het regionaal
college.
Het toekennen van een eigen budget aan de gemeente om aan de eigen gemeentelijke prioriteiten op dit
terrein vorm te geven, lijkt een erkenning voor het feit dat politiewerk een lokale aangelegenheid is,
waarbij de politie voor de burger herkenbaar is en lokale beïnvloeding mogelijk is. Deze
budgettoewijzing dient naar onze mening bekeken te worden in nauwe samenhang met het opnieuw
voeren van de discussie omtrent artikel 36 van de Politiewet: het op basis van het beleidsplan delegeren
van beheersbevoegdheden aan burgemeesters. Tot nu toe is vanwege de financiële beheersbaarheid
ervoor gekozen om beheersbevoegdheden te mandateren aan de korpschef.
Reactienota "De Leeuwarder visie op de notitie Tuskenspul".
13