V
2. DE SITUATIE TOT 1 OKTOBER 1994
2.1. De vriilatinesfaciliteit
Doelstelling van de ABW is een aanvullend inkomen te verstrekken op de
eigen middelen indien deze niet toereikend zijn om te voorzien in een
zelfstandig bestaan.
In principe worden alle (arbeids)inkomsten geheel gekort op de uitkering.
Het voorgaande is ook van toepassing op de lOAW en de IOAZ.
In bepaalde gevallen worden in de ABW, IOAW en IOAZ de inkomsten uit
(deeltijd) arbeid gedurende een zekere periode gedeeltelijk vrijgelaten tot
een bepaald maximumbedrag. Deze vrijlatingsfaciliteit beoogt een stimu
lans te zijn tot het verwerven van eigen inkomsten, waardoor een zekere
band met het arbeidsproces wordt verkregen of behouden. Bovendien kan
door deelname aan het arbeidsproces ook een mogelijk sociaal isolement
worden voorkomen.
De vrijlatingsbepaling is echter niet bedoeld voor situaties waarbij men
bewust de arbeidstijd beperkt om zodoende voor vrijlating in aanmerking
te komen. Deze faciliteit dient daarom in omvang en tijdsperiode beperkt
te zijn.
Naar aanleiding hiervan is de duur van de toepassing beperkt tot in
beginsel twee jaar. Als individuele omstandigheden daartoe aanleiding
geven, bijvoorbeeld de zorg van jonge kinderen danwel medische oorzaken,
kan de duur van de vrijlating worden verlengd.
In afwijking van de hoofdregel dat zelf verworven inkomsten volledig op de
uitkering worden gekort, wordt in de ABW 25% van de arbeidsinkomsten
tot een maximum van 15% van de van toepassing zijnde normuitkering
buiten beschouwing gelaten. Bij alleenstaande ouders wordt het inkomen
uit (deeltijd) arbeid volledig vrijgelaten, voor zover dit minder bedraagt
dan 5% van de bijstandsnorm voor een echtpaar, alsmede 25% van het
meerdere.
De structuur van de vrijlatingsfaciliteit in de IOAW en IOAZ wijken niet
wezenlijk af van hetgeen in de ABW is omschreven.
Een en ander kan schematisch als volgt worden weergegeven.
2