3.4. Wijziging Wet op de loonbelasting/indexering van de premies Indien een "werkaanvaardingspremie" wordt verstrekt, dan wordt deze premie beschouwd als loon uit dienstbetrekking. Daarom is de gemeente gehouden loonheffing af te dragen. Dit heeft tot gevolg dat er ten aanzien van de te verstrekken netto premie een zodanige brutering dient plaats te vinden dat de beoogde netto premie overblijft. In tegenstelling tot de "werkaanvaardingspremie" zijn de verstrekte eenmalige scholings- en opleidingspremies niet fiscaal belast. Periodieke scholings- en opleidingspremies zijn overigens wel onderhevig aan inkom stenbelasting. Behalve het afdragen van belasting over de te verstrekken premies zal er ook een indexering van de premies dienen plaats te vinden. Premies welke in het kader van het landelijke overgangsrecht worden verstrekt dienen de rijksindexering te volgen. Voor premies die op basis van gemeentelijk beleid worden verstrekt, geldt dat de gemeente vrij is om te bepalen of de premies worden geïndexeerd. 3-5. Samenwerking gemeente en arbeidsvoorziening In aansluiting op de bepalingen in de ABW, IOAW en IOAZ is de gemeente verplicht om bij het opstellen van een uitstroom-incentive beleid samen werking te zoeken met de arbeidsvoorziening. Deze verplichting is in de nieuwe regeling opgenomen omdat de regering van mening is dat een samenwerking tussen de gemeenten en de arbeids voorziening onontbeerlijk is voor het welslagen van een activerend arbeids marktbeleid. De onderlinge coördinatie en beleidsafstemming voorkomt dat er gescheiden circuits ontstaan waarin instanties een eigen arbeidsmarkt beleid gaan voeren. De wijze waarop aan de samenwerking gestalte wordt gegeven wordt niet voorgeschreven. Het wordt dus aan beide partijen overgelaten hoe invulling wordt gegeven aan de samenwerking. 3.6. Buitengewone verwervingskosten Uit de nieuwe regelgeving volgt dat er bij het berekenen van de te korten inkomsten geen rekening meer mag worden gehouden met de buitengewone verwervingskosten. Dit betekent dat uitkeringsgerechtigden thans worden geconfronteerd met het feit dat de kosten die voortvloeien uit werkaan- vaarding voor eigen rekening komen. Dit kan leiden tot een situatie waarin de totale inkomsten na aftrek van de verwervingskosten lager zijn dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. 6 De regering heeft gemeend hier rekening mee te moeten houden. Naar aanleiding hiervan is bij het vaststellen van het uitstroom-incentive budget een bedrag van in totaal f 6 miljoen aan het landelijke budget toegevoegd. Naar aanleiding van het voorgaande kan de gemeente thans zelf bepalen of zij de buitengewone verwervingskosten al dan niet zal vergoeden. Tevens is de gemeente vrij om te bepalen of de vergoeding plaatsvindt in de vorm van premies danwel via de bijzondere bijstand. 3.7. Vormgeving van het beleid Ten behoeve van de vormgeving van het uitstroom-incentive beleid heeft de regering gesteld dat deze uiterlijk bij de invoering van de nieuwe ABW in een verordening dient te zijn verankerd. Thans kan worden volstaan met het schriftelijk vastleggen van het beleid aan de hand van richtlijnen. Dergelijke vormgeving heeft als voordeel dat er eerst ervaring kan worden opgedaan met het beleid alvorens het defini tief vast te leggen in een verordening. 3.8. Het overgangsrecht Indien op 1 oktober nog geen uitstroom-incentive beleid is vastgesteld en toegepast, treedt het landelijke overgangsrecht zoals neergelegd in de artikelen 32 en 33 van de TWSSV in werking. De bepalingen van het landelijke overgangsrecht zijn van beschermende aard en zijn bedoeld om een inkomensbescherming te bieden aan alle uitkeringsgerechtigden die op grond van de huidige regeling mochten verwachten dat zij gedurende twee jaar recht hebben op een gedeeltelijke vrijlating van inkomsten uit arbeid. Kort samengevat kan het landelijke overgangsrecht als volgt worden weergegeven. Het overgangsrecht is bedoeld voor degenen: die op 30 september 1994 een ABW, IOAW of IOAZ uitkering ontvan gen; met een gedeeltelijke vrijlating van de inkomsten; en waarbij de termijn van twee jaar of de verlengde termijn nog niet is verstreken. De doelgroep komt in aanmerking voor een premie: die gelijk is aan het bedrag van de vrijlating; zolang er arbeid wordt verricht waarbij de inkomsten lager zijn dan de bijstandsnorm. De premie wordt beëindigd indien: niet langer arbeid wordt verricht; de inkomsten uit arbeid hoger zijn dan de van toepassing zijnde 7

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1995 | | pagina 36