Perspectiefnola 1996 - 1999
twintigers zal (ondanks de uitbouw van het HBO) wél sterk teruglopen. Vanaf de
groep dertigers komt de groei erin. De forse toename van de groep senioren (50-64
jaar), landelijk en in Leeuwarden, is verantwoordelijk voor de vergrijzing. In tegen
stelling tot de landelijk cijfers zal het aandeel ouderen (65 jaar en ouder) als
percentage van de totale bevolking in Leeuwarden licht afnemen. Wel zal de groep
hoogbejaarden (85 jaar en ouder) groter worden. De "echte" vergrijzing (toename
van de groep 65-plussers) wordt pas na het jaar 2010 verwacht.
Door de gestage bevolkingsgroei van Leeuwarden wordt voor het jaar 2010 een
inwonersaantal van 93.000 personen voorspeld (bevolkingsprognose gemeente
Leeuwarden). Nog sterker zal de groei van het aantal huishoudens zich voltrekken.
Daarnaast zal de samenleving zich kenmerken door een toenemende multiculturele
opbouw.
De veranderende opbouw van de bevolking vraagt om extra maatregelen op het
gebied van maatschappelijke integratie. De vergrijzing en de ontgroening van de
bevolking leiden tot verschuivingen in de vraag naar maatschappelijke voorzieningen
zoals onderwijs, recreatie, cultuur en zorgverlening. Wijzigingen in de vraag dienen
tijdig vertaald te worden in een wijziging van het aanbod.
3 BELEIDSKADER
3.1 Inleiding
Wij beseffen dat de realisering van de Leeuwarder ambities voor de toekomst een
enorme opgave betekent. Alleen al om die reden zal de komende jaren een grote be
stuurlijke en ambtelijke inzet nodig zijn.
Het kader, waarbinnen invulling gegeven wordt aan het beleid is in het Collegepro
gramma 1994-1998 verwoord in de twee randvoorwaarden:
- een gezonde financiële huishouding en een goede bedrijfsvoering;
- een bestuurlijke vernieuwende werkwijze.
Dit zijn de twee bepalende condities waarmee bij de uitvoering van de beleidsvoorne
mens rekening gehouden moet worden.
Alvorens in te gaan op de wijze waarop wij de hoofdlijnen van beleid de komende
jaren willen uitwerken, is het goed eerst de kaders en de consequenties daarvan voor
de te voeren strategie te schetsen.
3.2 Financiële kader
Het financiële kader waarbinnen onze ambities gerealiseerd kunnen worden is
beperkt. De lopende bezuinigingsoperatie vraagt nog veel aandacht. Daarnaast is op
de korte termijn de beschikbare ruimte voor nieuw beleid beperkt.
In totaal is f 4,2 miljoen beschikbaar voor nieuw beleid.
Op basis van de begrotingsuitkomsten en de reeds voor nieuw beleid gereserveerde
middelen is het verloop als volgt:
1997 f 0,2 miljoen
1998 f 1,6 miljoen
1999 f2,4 miljoen
Hetgeen zou betekenen dat voor 1996 er geen geld voor nieuw beleid beschikbaar is.
In hoofdstuk 4. noemen wij een groot aantal maatregelen waarvan de uitvoering al in
1996 om geld vraagt. Om die reden zijn wij van oordeel dat het wenselijk is de mid
delen voor nieuw beleid al voor een deel in 1996 en 1997 te besteden om het ge
schetste beleid in gang te zetten.
Wij stellen u dan ook voor de beschikbare middelen als volgt over de jaarschijven te
verdelen:
1996 f 1,0 miljoen
1997 f 1,0 miljoen
1998 f 1,0 miljoen
1999 f 1.2 miljoen
Totaal f 4,2 miljoen
In hoofdstuk 6. is dit financiële kader uitvoering toegelicht. Kortheidshalve verwijzen
wij u naar dit hoofdstuk.
7