Perspectiefnota 1996 - 1999
Leeuwarden neemt de betrokkenheid tussen centrumstad en onmiddellijke omgeving
als het gaat om wonen, werken, voorzieningen en verkeer almaar toe.
Een belangrijk gevolg van deze maatschappelijke ontwikkeling was dat - zeker bij
grote steden en bij de stadsgewesten - een integrale aanpak van de problemen op
lokaal niveau nodiger dan ooit is geworden maar tegelijk door de achterhaalde be
stuurlijke organisatie ernstig bemoeilijkt wordt.
Integraal en De genoemde uitgangspunten en de wil om een integraal en effectief bestuur te
effectief voeren binnen een maatschappelijk samenhangend gebied zijn voor ons harde cri-
bestuur teria, waaraan het project in elke fase getoetst moet worden. Dit betekent dat de ge
meente Leeuwarden na de discussie over de bestuurlijke vernieuwing over zodanige
taken en bevoegdheden (blijft) beschikt dat zij als bestuurskrachtige, volwaardige,
nationaal meespelende, en integrale bestuurslaag de belangen van de burgers van
Leeuwarden én omgeving optimaal kan (blijven) behartigen.
3.4 Strategie
Wij zijn ons er van bewust dat de in paragraaf 3.1. geschetste keuzeruimte voor
nieuw beleid in relatie tot de gewenste ruimte zeer beperkt is. De financiële positie
van de gemeente laat evenwel geen andere mogelijkheid, tenzij besloten wordt tot
hogere lasten voor de burger of tot extra bezuinigingen op de uitvoeringskosten dan
wel tot inkrimping of beëindiging van lopende gemeentelijke activiteiten.
Gelet op de breed gedragen terughoudendheid ten aanzien van de verhoging van de
gemeentelijke tarieven lijkt de eerste mogelijkheid niet uitvoerbaar.
Ten aanzien van de uitvoeringskosten geldt dat de afgelopen jaren een aantal
"efficiency-operaties" binnen de gemeentelijke organisatie is uitgevoerd. Een verdere
inkrimping van het budget voor de uitvoeringsorganisatie zal op dit moment alleen
mogelijk zijn ten koste van een onaanvaardbaar verlies aan kwaliteit. Dat geldt te
meer omdat de LIS-operatie, die op 1 januari 1998 moet zijn afgerond, in volle uit
voering is. Dit veranderingsproces kost extra energie van de mensen en van de or
ganisatie. Het risico van aanzienlijke afbreuk van de doelstellingen door een nieuwe
taakstelling, is ons inziens te groot.
Rest de mogelijkheid tot inkrimping of beëindiging van lopende activiteiten. Hierbij
moet gewezen worden op de lange reeks van jaren waarin op een aantal terreinen
een grote hoeveelheid pijnlijke bezuinigingen heeft plaatsgehad. De maatschappelijke
effecten daarvan zijn groot. Ook vormt de uitvoering van deze maatregelen elke keer
een zware belasting voor het ambtelijk apparaat.
Om deze redenen doen wij U in deze perspectiefnota voor de daarin geldende be
leidsperiode geen voorstellen in de vorm van een nieuwe bezuinigingsronde. De
vernieuwingen in het beleid zullen ons inziens gerealiseerd moeten worden door de
bestaande inzet van de middelen op effectiviteit te toetsen en waar nodig en mogelijk
door een andere inzet beter te laten renderen. De methodiek waarmee deze Perspec-
tiefnota is opgesteld moet daaraan een bijdrage leveren. De verbeteringen in de
bedrijfsvoering die in de komende jaren door de effecten van de LIS-operatie zullen
ontstaan zullen naar verwachting de transparantie van de financiën en daardoor de
flexibele inzet van middelen verder vergroten waardoor de mogelijkheden om verant
woord vernieuwend beleid te voeren sterk zullen toenemen.
10
Perspectiefnota 1996 - 1999
Het betekent ook dat waar mogelijk initiatieven door derden (marktpartijen en parti
culieren) gedragen moeten worden. Hiertoe zullen wij op korte termijn op een aantal
beleidsterreinen toekomst-scenario's uitwerken. Deze scenario's, die het karakter
hebben van een bedrijfsplan, dragen keuzen aan voor meerjaren investeringsprogram
ma's.
Daarnaast zullen we adequaat moeten inspelen op ontwikkelingen als bestuurlijke
vernieuwing en (mogelijke) verzelfstandiging van delen van onze organisatie.
Uiteraard betekent dit, dat meer nog dan al gebeurde, scherpe prioriteiten gesteld
moeten worden. Daarnaast zal ook de effectiviteit van de inzet steeds getoetst moeten
worden.
De in het Collegeprogramma 1994-1998 geformuleerde hoofddoelstellingen werkge
legenheid, milieu en de verbetering van de leefbaarheid zijn echter dermate breed,
dat een nadere aanscherping in de prioriteitsstelling noodzakelijk is. Deze aanscher
ping kan plaatsvinden door de beleidskeuzen en de daarmee samenhangende maatre
gelen in hoofdstuk 4. te toetsen aan:
Effecten - het effect op de werkgelegenheid, milieu en leefbaarheid.
De problematiek van de hoge werkloosheid in onze gemeente verplicht ons tot
grote inspanningen op het gebied van de werkgelegenheid. Hierbij legt het
college het accent bij de ontwikkeling van duurzame werkgelegenheid. Langs
deze weg leveren wij tegelijkertijd een bijdrage aan de realisering van onze
doelen met betrekking tot milieu en leefbaarheid zoals verwoord in het college
programma.
Effectiviteit - de effectiviteit van de maatregelen.
De beperkte beschikbare middelen (financiën en capaciteit) brengen de noodzaak
met zich mee de prioriteit te leggen bij die maatregelen met de hoogste effectivi
teit.
Onafwendbaarheid - de mate van onafwendbaarheid.
Om die reden hebben wij in deel II getracht de ambitieuze doelen zoveel mogelijk uit
te werken in meetbare termen, concrete maatregelen en bijbehorende middelen. Dan
is na te gaan:
- of er overeenstemming is over het beoogde effect;
- of het beoogde effect de inzet van de betreffende middelen rechtvaardigt;
- of het beoogde effect ook tijdig en geheel is gerealiseerd.
Synergie In deel II hebben wij tevens aangegeven welke maatregelen elkaar versterken. Hier
mee reiken wij u een hulpmiddel aan voor het maken van beleidskeuzen die in deze
fase van de beleidsontwikkeling zo dicht mogelijk binnen onze financiële mogelijkhe
den blijven.
11