Deze benadering heeft wel als nadeel dat het veelal aan haar doel voorbij
schiet omdat zij alle uitkeringsgerechtigden over één kam scheert op basis
van louter een enkele demografische of sociale factor. De interne ver
scheidenheid binnen één categorie komt zodoende onvoldoende tot uitdruk
king.
Een categoriale benadering is alleen gewenst indien een voldoende objec
tief en representatieve factor valt aan te wijzen die een belemmering is
voor arbeidsparticipatie. Verder kan het clusteren van uitkeringsgerechtig
den in doelgroepen alleen dienen als handvat bij de herkenning van de
diverse typen uitkeringsgerechtigden van wie wordt verwacht dat toetre
ding tot de arbeidsmarkt extra moeilijk is en eventueel met afgestemde
financiële prikkels individueel moet worden ondersteund.
4.2. Doelstelling en uitgangspunten van het gemeentelijke uitstroom-incentive
beleid
Naar aanleiding van het voorgaande wordt de algemene doelstelling van
het gemeentelijke uitstroom-incentive beleid als volgt geformuleerd.
Het op gerichte wijze toeleiden van uitkeringsgerechtigden naar de
deelname aan het arbeidsproces"
Hierbij worden de volgende beleidsuitgangspunten gehanteerd.
De beleidsvoorstellen dienen gericht te zijn op het leveren van
maatwerk.
Voorts zullen de voorstellen een duidelijke stimulerende en voorwaar-
descheppende werking in zich moeten dragen.
Bij het realiseren van de algemene doelstelling zal tevens rekening worden
gehouden met een tweetal randvoorwaarden.
Er dient rekening te worden gehouden met de financiële positie van
de gemeente. Hetgeen betekent dat er zoveel mogelijk moet worden
gestreefd naar kostenbeheersing door middel van een doelmatige
inzet van de middelen.
Bij de van rijkswege opgelegde verplichting tot het creëren van een
plaatselijke overgangsregeling zal zo zorgvuldig mogelijk worden
omgegaan met de "oude rechten".
4.3. De aanpak
De gemeente wordt thans in de gelegenheid gesteld om een uitstroom-
incentive beleid te ontwikkelen. Met het ontwikkelen en uitvoeren van dit
beleid heeft de gemeente nog weinig ervaring. Ook de verantwoordelijk
heid voor een adequate plaatselijke overgangsregeling beperkt de mogelijk
heden voor een vliegende start.
13
Daarom zal het beleid vooral het karakter hebben van een groeimodel.
Naar mate de middelen vrijvallen en de ervaring toeneemt, zal het beleid
verder worden uitgebouwd.
Op de volgende hierna aan te geven terreinen worden voorstellen ontwik
keld.
De plaatselijke overgangsregeling.
Het vergoeden van de buitengewone verwervingskosten.
Het verlenen van werkaanvaardingspremies aan de alleenstaande
ouder met zorg voor kinderen.
Het reserveren van een beperkt budget om bij wijze van experiment
met behulp van de "individuele benadering" het toeleiden naar deelna
me aan het arbeidsproces te bevorderen.
14