Blad 6 Er is ingevolge de ter plaatse geldende bestemming sprake van bedrijfsmatige industriële bebouwing met een oppervlak te van niet meer dan 500 mJwaarbij het wonen alleen is toegestaan als de bedrijfsvoering daartoe noodzaakt. Normaliter worden bij dorpen of steden juist voor industriële bebouwing aparte locaties gezocht gelegen bui ten de woonwijken. Voor de eis dat de planologische bestemming wordt vergele ken en niet de feitelijke situatie, wordt verwezen naar een uitspraak van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State, die voor u bij de stukken ter inzage ligt Of belanghebbende ten gevolge daarvan schade lijdt of zal lijden - aldus het advies - hangt van verschillende omstan digheden af. Uiteindelijk komt de stichting tot het oordeel, dat het woongedeelte van het complex (Werpsterdyk 10)ten gevolge van de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" van de nabij gelegen gronden die zal leiden tot bedrijfsmatige bebouwing, in waarde zal dalen. Naar aanleiding van de opmerkingen tijdens de vergadering van de Commissie voor Stadsontwikkeling wordt nog het vol gende overwogen. De waarde van het woonhuis met grond van het bedrijfscomplex Werpsterdyk 10 te Wirdum werd voorheen mede bepaald door de ligging tussen Werpsterdyk nr. 12 en het aangrenzende garagebedrijf van Haaima en het gedeelte lijk, voorzover niet belemmerd door het voor auto-opslag gebezigde terrein, vrije uitzicht in westelijke richting, dat door de bepalingen van het bestemmingsplan voor het buitengebied was gewaarborgd. Thans laten de bepalingen van het bestemmingsplan "Wirdum-Negentig" aldaar industriële bebouwing toe Verlies van vrij uitzicht is een veel voorkomende vorm van planschade. Uit de jurisprudentie is alleen af te leiden dat beoordeeld moet worden hoe ingrijpend het uitzichtver- lies is in relatie tot de vraag of deze in de lijn der ver wachting lag, terwijl de klassieke overweging dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht een onvoldoende afwijzingsgrond is. Wel speelt een rol of en in hoeverre in het bestemmingsplan bestemmingen zijn opgenomen die tot afscherming van de te stichten bebouwing kunnen leiden. Zoals bekend is daarvan in het bestemmingsplan "Wirdum- Negentig" geen sprake. Hierna wordt verwezen naar een Ko ninklijk besluit en verschillende uitspraken van de Raad van State. De hiervoor geschetste ontwikkeling lag niet in de lijn der verwachting en de stichting ziet geen redenen waarom deze waardevermindering ten laste van belanghebbende zou dienen te blijven. Blad 7 De waardedaling van het woongedeelte wordt, mede gelet op de omstandigheid dat het een onderdeel is van een bedrijfs matig aangewend object, op f 25.000,- geschat, die in be ginsel redelijkerwijs niet voor rekening van belanghebbende behoort te blijven. Anderzijds - aldus het advies - onder gaat een gedeelte van het weiland dat eveneens tot de on roerende zaak van belanghebbende behoort in planologisch opzicht evenwel een waardestijging door de op termijn (na 1 januari 1994) gegeven woonbestemming (de op de kaart voor "Woondoeleinden voorlopig bestemd voor agrarisch gebruik" aangewezen gronden zijn na 1 januari 1994 namelijk bestemd voor wonen)Deze waardestijging dient te worden vastge steld door vergelijking van de agrarische bestemming vóór het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Wirdum- Negentig" en de woonbestemming (op termijn) daarna. De stichting schat deze waardestijging van het grondareaal van 1 ha rond november 1992, rekening houdend met de be bouwingsmogelijkheid met woningen, de kosten van bouwrijp maken en de omstandigheid dat eerst na 1 januari 1994 wo ningen zullen kunnen worden gebouwd, op een bedrag dat zeer aanzienlijk hoger is dan f 25.000,-. Aangezien voor- en nadelen in hetzelfde bestemmingsplan voor een belanghebben de verrekend dienen te worden, is de stichting van oordeel dat de waardedaling van de woning geheel wordt gecompen seerd door de waardestijging van het weiland, zodat er geen te vergoeden planschade ex artikel 4 9 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is. Naar aanleiding van de reactie van belanghebbende dat er naar zijn mening geen sprake kan zijn van compensatie (waardevermindering van de woning met een waardestijging van een gedeelte van het weiland, als gevolg van de ver schillende eigendomssituaties; zie hiervoor onder Inleiding)overweegt de stichting het volgende. Allereerst staat vast dat u^t fiscale overwegingeu - het woonhuis werd door de fiscus niet als verplicht bedrijfs vermogen geaccepteerd - de economische eigendom daarvan aan belanghebbende privé door de besloten vennootschap G. Krik- ke en Zoon B.V. per 1 januari 1988 is verkocht doch niet getransporteerd. Dit brengt naar de mening van de stichting enerzijds met zich mee dat waardestijging of -daling en dus ook waardevermindering ten gevolge van verlies van uitzicht voor rekening en risico van belanghebbende privé komen. Anderzijds treedt onbetwist een aanmerkelijk grotere waar destijging op van de grond ten gevolge van de bepalingen van hetzelfde bestemmingsplan, te weten "Wirdum-Negentig", die voormelde waardedaling van het woonhuis en dus het plannadeel veroorzaakt. Deze waardestijging vermeerdert de waarde van de aandelen van de besloten vennootschap G. Krikke en Zoon B.V., die zoals uit de vastgestelde fei-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1995 | | pagina 99