Blad 6 In combinatie met wat er in de toelichting bij de wet is vermeld en gelet op het feit dat nadere regels (ar tikel 118, vijfde lid) voorlopig achterwege zijn ge bleven, kan echter worden geconcludeerd dat er sprake is van een wettelijk vereist plan en beleidsverslag waarover de gemeente in ieder geval dient te beschik ken. De gemeente is echter vrij om te kiezen voor plannen en beleidsverslagen welke diepgaander en gede tailleerder zijn dat hetgeen de wet verlangt. Plannen en beleidsverslagen zouden dan een rol kunnen spelen in de nieuwe toezichtsverhouding 3.2. Gemeentelijke uitgangspunten Zoals eerder aangegeven kan het gemeentebestuur kiezen voor een uitgebreider plan dan de wet vereist. Zij kiest er dan voor om het beleid gedetailleerder en diepgaander te behandelen en dus aandacht te besteden aan de effectuering van de wettelijke doelstellingen. Indien alle wettelijke doelstellingen van de nAbw zodanig worden behandeld dat het Rijkstoezicht zich zou kunnen terugtrekken, kan er gesproken worden van een volledig beleidsplan en -verslag. Het opstellen van een dergelijk plan is een kwestie van langere adem. Het zoeken naar de juiste diepgang en detaille ring zal een proces zijn wat enige jaren in beslag gaat nemen. Enerzijds heeft de gemeente nauwelijks enige relevante ervaring met het ontwikkelen van der gelijke instrumenten, terwijl anderzijds het Rijks beleid met betrekking tot het toezicht nog onvoldoende is uitgekristalliseerd. Desalniettemin streeft de gemeente er thans naar om met het opstellen van het beleidsplan en -verslag een meer transparante organisatie mogelijk te maken. Het uitvoerings- en beleidsplan, zoals dat thans voor u ligt, richt zich vooral op de fraudebestrijding en de activering van uitkeringsgerechtigden. De plannen voldoen hiermee voor wat betreft de onderwerpen aan de minimum vereisten. De gemeente heeft evenwel gekozen voor een minimum-plus-variant om genoemde onderwerpen in een wat bredere context te plaatsen en hiermee de waarde en functie als toetsings- en sturingsinstrument te vergroten. Naast fraudebestrijding en het active- ringsbeleid wordt derhalve tevens op hoofdlijnen aan dacht besteed aan voorlichting, minimabeleid, toe zicht, het jaarplan en de financiële consequenties. Blad 7 4. BESLISPUNTEN 4.1. Uitvoerings- en beleidsplannen (1) Het uitvoerings- en beleidsplan bevat tenminste een beschrijving van beleidsuitgangspunten op het gebied van fraudebestrijding, de activering en de wijze waarop en met welke middelen hier vorm en inhoud aan wordt gegeven. (2) Het uitvoerings- en beleidsplan wordt jaarlijks geëvalueerd. Van deze evaluatie wordt schriftelijk verslag gedaan. In het najaar van 1996 wordt een tussenverslag van deze uitvoerings- en beleids plannen alsmede het beleidsplan voor 1997 aan de Gemeenteraad voorgelegd. Het definitieve verslag wordt telkens in het eerste kwartaal van het volgende jaar aan u voorgelegd. 4.2. Fraudebestrijding (1) Het beleid richt zich op alle in deze notitie om schreven aspecten van fraudebestrijding, waarbij de nadruk ligt op het voorkomen van fraude. (2) De fraude-analyse richt zich op het opsporen van fraudegevoelige situaties en beoogt hiermee de doelmatigheid van met name de aanvraagprocedure te vergroten. (3) Uitbreiding van de mogelijkheden van bestandsver gelijking vindt pas plaats wanneer er meer inzicht bestaat ten aanzien van de technische mogelijkhe den en de meerwaarde hiervan is aangetoond. (4) Verificatie en validatie van gegevens vindt plaats conform het huidige beleid. Dit beleid wordt geac tualiseerd en medio 1996 ter vaststelling aan het College van Burgemeester en Wethouders aangeboden. Uitgangspunt van dit beleid is dat alleen datgene wat van belang is voor de vaststelling van het recht op, de hoogte en vorm van de bijstand, door de cliënt aangetoond moet worden. (5) Huisbezoek vindt onaangekondigd plaats indien op basis van de verkregen informatie geen volledig beeld kan worden gevormd, danwel gerede twijfel bestaat aangaande de juistheid van de verkregen informatie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1995 | | pagina 202