Blad 6
daartoe toestemming hebben verleend;
d de ambtenaar in gebreke blijft op het door de
bedrijfsgezondheidsdienst bepaalde tijdstip en in
de door deze dienst bepaalde mate zijn betrekking
weer te vervullen, tenzij hij daarvoor een inmid
dels opgekomen - door deze geneeskundige dienst
erkende - reden heeft opgegeven;
e de ambtenaar door zijn toedoen er de oorzaak van is
dat controle bij ziekte niet kan plaatshebben.
3 Ten aanzien van het in het vorige lid, onder a. en b,
bepaalde vindt doorbetaling van bezoldiging wel
plaats, indien een ambtenaar van het zich niet houden
aan de voorschriften op grond van zijn geestelijke
toestand geen verwijt kan worden gemaakt.
Artikel 7:4:3
1 Burgemeester en Wethouders kunnen, indien daarvoor
naar hun oordeel bijzondere omstandigheden aanleiding
geven, bepalen dat de op grond van artikel 7:4:2 niet
uitbetaalde bezoldiging, geheel of ten dele aan ande
ren dan de ambtenaar zal worden uitbetaald.
2 Voorzover Burgemeester en Wethouders van hun in het
eerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik hebben
gemaakt, wordt de ingevolge artikel 7:4:2 niet uitbe
taalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald
wanneer Burgemeester en Wethouders de bezwaren van de
ambtenaar, bedoeld in artikel 7:14:9, eerste en twee
de lid, gegrond achten of de in artikel 7:14:9 be
doelde commissie van geneeskundigen te zijnen gunste
heeft beslist.
Artikel 7:4:4
1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de gewezen
ambtenaar, die op de dag van zijn overlijden in het
genot was van zijn laatstelijk genoten bezoldiging,
bedoeld in artikel 7:5, of van een uitkering, bedoeld
in de artikel 7:6 of 7:10, wordt aan de in artikel
8:14:2 bedoelde personen en met overeenkomstige toe
passing van dat artikel een bedrag uitgekeerd gelijk
aan de bezoldiging of de uitkering, welke belangheb
bende op de dag van overlijden genoot, berekend over
een tijdvak van drie maanden.
Indien de bezoldiging was gedaald tot 8 0%, danwel de
uitkering was berekend naar een percentage van ar
beidsongeschiktheid van 80% of meer, wordt de bezol
diging, danwel de uitkering berekend naar 100% van de
laatstelijk genoten bezoldiging.
2 Op het bedrag van de uitkering, bedoeld in het vorige
lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de
uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de
gewezen ambtenaar terzake van diens overlijden aan
spraak kunnen maken krachtens artikel 7:1, danwel 7:6
Blad 7
van het pensioenreglement, danwel krachtens enig wet
telijk voorgeschreven verzekering tegen ziekte of
arbeidsongeschiktheid
Artikel 7:4:5
1 De laatstelijk genoten bezoldiging of de uitkering,
bedoeld in de artikel 7:4:4 tot en met 7:4:6 wordt in
voorkomende gevallen slechts gewijzigd overeenkomstig
een algemene herziening die voor de gewezen ambtenaar
zou hebben gegolden, ware hij in dienst gebleven.
2 Op de laatstelijk genoten bezoldiging of de uitke
ring, bedoeld in de artikel 7:4:4 tot en met 7:4:6
van de gewezen ambtenaar wordt in mindering gebracht;
a een hem uit hoofde van zijn ontslag uit de laatste
lijk door hem vervulde betrekking toegekende WAO-
conforme uitkering, in voorkomende gevallen ver
meerderd met een invaliditeitspensioen;
b een uitkering krachtens artikel 7:11, eerste lid;
c een uitkering krachtens titel III van de Wet op de
noodwachten
d inkomsten welke hij inmiddels mocht zijn gaan ge
nieten uit of in verband met arbeid of bedrijf;
e een uitkering krachtens de Algemene Arbeidsonge
schiktheidswet
Artikel 7:4:6
In de gevallen, bedoeld in de artikelen 7:5 tot en met
7:7, 7:10 en 7:4:4 tot en met 7:4:6 vinden de artikelen
7:14:6, 7:14:7, 7:14:9, 7:4:2 en 7:4:3, waar mogelijk,
overeenkomstige toepassing.
Bezoldiging bij ziekte ontstaan voor ontslag
Artikel 7:5
1 De gewezen ambtenaar die wegens ziekte, ontstaan voor
de datum van ingang van zijn ontslag, nadien nog
ongeschikt is een naar aard en omvang soortgelijke
betrekking te vervullen, behoudt gedurende de periode
van zijn ongeschiktheid zijn laatstelijk op grond van
artikel 7:1 genoten bezoldiging, tot uiterlijk 52
weken na de aanvang van zijn ongeschiktheid.
2 Het recht op behoud van de laatstelijk genoten be
zoldiging vervalt met ingang van de eerste dag van de
maand, volgende op die waarin de gewezen ambtenaar de
leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
3 Dit artikel vindt geen toepassing op degene die op of
na het tijdstip van zijn ontslag in verband met de
aanvaarding van een betrekking van tenminste een ge
lijke omvang als die waaruit hij is ontslagen, aan
spraak kan maken op loon of bezoldiging, danwel op
een uitkering krachtens de Ziektewet of een daarmee
gelijk te stellen wettelijke regeling.