Blad 44
3 maanden bij een arbeidsverleden van ten minste 5 jaar;
0,5 jaar bij een arbeidsverleden van ten minste 10 jaar;
1 jaar bij een arbeidsverleden van ten minste 15 jaar;
1,5 jaar bij een arbeidsverleden van ten minste 2 0 jaar;
2 jaar bij een arbeidsverleden van ten minste 25 jaar;
2,5 jaar bij een arbeidsverleden van ten minste 30 jaar;
3,5 jaar bij een arbeidsverleden van ten minste 35 jaar en
4,5 jaar bij een arbeidsverleden van ten minste 40 jaar.
3 Het arbeidsverleden, bedoeld in het tweede lid, wordt
vastgesteld door samentelling van:
a perioden, gelegen in de 5 jaar onmiddellijk vooraf
gaande aan het ontslag, waarover de betrokkene aan
toont als werknemer als bedoeld in artikel 3 van de
Werkloosheidswet en in dienstbetrekking van 8 of
meer uren per week werkzaam te zijn geweest, en
b de periode gelegen tussen de 18e verjaardag van de
betrokkene en de dag, gelegen 5 jaar voor het ont
slag
4 Perioden, waarin een betrokkene:
a recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
op grond van de Wet op de arbeidsonge
schiktheidsverzekering, berekend naar een
arbeidsongeschiktheid van ten minste 80%, of een
toelage ontvangt op grond van artikel 58, eerste of
derde lid, van de Algemene arbeidsonge
schiktheidswet, die al dan niet vermeerderd met een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering 7 0% of meer
bedraagt van het dagloon, waarnaar de arbeids
ongeschiktheidsuitkering is of zou zijn berekend;
b terzake van een dienstbetrekking op grond waarvan
hem door het Rijk invaliditeitspensioen was verze
kerd, recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuit
kering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van
ten minste 80%, of een toelage ontvangt die naar
aard en strekking overeenkomt met een toelage als
bedoeld onder a, die, al dan niet vermeerderd met
de arbeidsongeschiktheidsuitkering, 73% of meer be
draagt van de middelsom, waarnaar de arbeidsonge
schiktheidsuitkering is of zou zijn berekend;
c een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk III
van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening mili
tairen, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van
ten minste 8 0% of een toelage op grond van dat
hoofdstuk, die, al dan niet vermeerderd met de ar
beidsongeschiktheidsuitkering, 70% of meer bedraagt
van het dagloon, waarnaar de arbeidsonge
schiktheidsuitkering is of zou zijn berekend;
d na beëindiging van zijn dienstbetrekking een uitke
ring ontvangt op grond van de Ziektewet over de
maximale duur, bedoeld in artikel 29, tweede lid,
Blad 45
van die wet;
e een uitkering ontvangt, die naar aard en strekking
overeenkomt met een uitkering bedoeld onder a of d;
worden, indien deze uitkeringen worden ontvangen in
verband met een gewezen dienstbetrekking van 8 of
meer uren per week, in aanmerking genomen voor de
periode van drie jaar, bedoeld in het tweede lid en
voor de perioden gelegen in de vijf jaar, onmiddel
lijk voorafgaande aan het ontslag, bedoeld in het
derde lid.
5 Voor de periode van drie jaar, bedoeld in het tweede
lid en voor de perioden gelegen in de vijf jaar, on
middellijk voorafgaande aan het ontslag, bedoeld in
het derde lid, worden perioden waarin een persoon een
tot zijn huishouden behorend kind:
a beneden de leeftijd van 6 jaar verzorgt, zonder dat
deze persoon in dienstbetrekking van 8 of meer uren
per week werkzaam is geweest of een uitkering heeft
ontvangen als bedoeld in het vierde lid, volledig,
en
b vanaf de leeftijd van 6 jaar doch beneden de leef
tijd van 12 jaar verzorgt, zonder dat deze persoon
in dienstbetrekking van 8 of meer uren per week
werkzaam is geweest of een uitkering heeft ontvan
gen als bedoeld in het vierde lid, voor de helft in
aanmerking genomen.
6 Voor de toepassing van het vijfde lid worden als
periode van verzorging niet meegeteld de periode
waarin
a de verzorgende persoon als werknemer in de zin van
een wettelijke regeling inzake werkloosheid recht
heeft op een uitkering terzake van werkloosheid, of
b de verzorging buiten Nederland plaatsvindt anders
dan tijdens vakanties.
7 Indien er in een gezamenlijke huishouding meer ver
zorgende personen zijn als bedoeld in het vijfde lid,
wordt voor de toepassing van dat lid als verzorgende
persoon van het kind beschouwd, degene van deze
personen die zij als zodanig hebben aangewezen.
Ingeval geen verzorgende persoon wordt aangewezen,
zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd een van hen
die naar hun oordeel als verzorgende persoon moet
worden beschouwd, als zodanig aan te wijzen.
8 Voor de toepassing van het vijfde en zevende lid
wordt onder
a een kind verstaan een eigen, aangehuwd of pleeg
kind;
b een pleegkind verstaan een kind dat als eigen kind
wordt onderhouden en opgevoed.
9 De regels, die gesteld zijn krachtens artikel 17b,
zevende lid, van de Werkloosheidswet, zijn van
overeenkomstige toepassing.