Blad 58
augustus 1991, de duur opnieuw berekend. Indien de
aldus berekende duur van de toegekende uitkering lan
ger is dan de oorspronkelijk vastgestelde duur, wordt
deze laatstgenoemde duur verlengd met het verschil
tussen beide.
3 De betrokkene, aan wie een uitkering was toegekend op
grond van artikel 11, eerste lid, van de uitke
ringsregeling, zoals deze luidde tot 1 augustus 1991,
en welke als gevolg van beëindiging van de werk
loosheid is vervallen, behoudt binnen de in artikel
13, tweede lid genoemde termijn en overeenkomstig de
overige daarvoor genoemde voorwaarden het recht op
opnieuw toekennen van de uitkering. Artikel 13, eer
ste lid, van de uitkeringsregeling, zoals deze luidde
tot 1 augustus 1991, blijft van toepassing op een
weder toegekende uitkering als bedoeld in de vorige
volzin, met dien verstande dat de duur van de toege
kende uitkering wordt herberekend op grond van het
tweede lid.
Artikel 11:30
1 Degene, aan wie voor 1 januari 1995 een uitkering is
toegekend op basis van de bepalingen van de uitke
ringsverordening, zoals deze luidde voor 1 januari
1995 en waarvan de duur doorloopt tot na 31 december
1994, behoudt wat betreft de hoogte van deze uitke
ring de aanspraken zoals deze zijn vastgelegd in
evengenoemde verordening
2 Het voorgaande geldt eveneens ten aanzien van degene
aan wie voor 1 januari 1995 een uitkering is toege
kend op basis van dit hoofdstuk.
Artikel 11:31
De artikelen 11:1, 11:6, zevende en achtste lid, 11:13,
eerste en tweede lid, 11:23, 11:24 en artikel 11,27,
tweede lid, hebben terugwerkende kracht tot en met 1 au
gustus 1993
11a suppletie
Begripsomschrijvingen
Artikel 11a:1
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan on
der
a arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de
zin van artikel 18, eerste lid, van de Wet op de ar
beidsongeschiktheidsverzekering;
b arbeidsongeschiktheidsuitkering: een periodieke
uitkering, toegekend op grond van arbeidson
geschiktheid, die voortvloeit uit enig dienstverband
van betrokkene;
Blad 59
c WAO-conforme uitkering: de met overeenkomstige toe
passing van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsver
zekering toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering,
bedoeld in artikel 32 van de WPA;
d betrokkene: de overheidswerknemer, bedoeld in artikel
2 van de WPA, aan wie op grond van artikel 8:5 ont
slag is verleend op grond van ongeschiktheid voor de
vervulling van zijn betrekking wegens ziekte en die
ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsonge
schikt is, met uitzondering van degene die zijn re
sterende verdienvermogen volledig benut in een of
meer aangehouden betrekkingen;
e bestuursorgaan: het orgaan als bedoeld in artikel
8:5, eerste lid, dat bevoegd is betrokkene ontslag te
verlenen;
f suppletie: de suppletie, bedoeld in artikel 11a:6;
g dagloon: het dagloon in de zin van de Wet op de ar
beidsongeschiktheidsverzekering zonder toepassing van
de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van
de Coördinatiewet Sociale Verzekering, vermeerderd
met het bedrag aan pensioenbijdrageverhaalbedoeld
in artikel 10 van de Wet financiële voorzieningen
privatisering ABP en in voorkomend geval verminderd
met bijdragen strekkende tot betaling van de premie
van een door of voor de betrokkene afgesloten parti
culiere ziektekostenverzekering als bedoeld in arti
kel 1, tweede lid, onderdeel b, van het besluit Alge
mene Dagloonregelen WAO;
h berekeningsgrondslag van de suppletiehet dagloon
van betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag
ter zake waarvan hem recht op suppletie wordt toege
kend, voorzover dat betrekking heeft op het inkomen
uit de betrekking waaraan het recht op suppletie
wordt ontleend;
i werkloosheidsuitkering: een periodieke uitkering ter
zake van ontslag of werkloosheid, die voortvloeit uit
enig dienstverband van betrokkene
Recht op suppletie
Artikel 11a:2
1 Betrokkene heeft recht op suppletie vanaf het tijd
stip dat aan hem ontslag is verleend op grond van
ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking
wegens ziekte.
2 Het eerste lid is niet van toepassing indien het in
dat lid bedoelde ontslag wordt verleend na het moment
dat de ongeschiktheid voor de vervulling van zijn
betrekking wegens ziekte 90 maanden onafgebroken
heeft geduurd. Voor het bepalen van genoemde periode
van 90 maanden worden perioden van ziekte samen
gesteld indien die elkaar met een onderbreking van