Contract-management en externe kosten De werking van contract-management, waarbij het management van een organisatie een bepaalde ruimte krijg om de afgesproken produktie te leveren, is afhankelijk van: a. De mate waarin de manager in staat is om de produktie te beheersen. De manager zal behalve de kosten van de eigen organisatie ook de door te berekenen kosten van derden moeten kunnen beheersen. Wanneer geen goede afspraken kunnen worden gemaakt over bijvoorbeeld de tarieven van het concern zal de betrokken manager de verantwoordelijkheid voor een door die tarieven veroorzaakte overschrijding van zijn budget niet kunnen nemen. b. De mate waarin contract-partners bevoegd zijn en in staat zijn en worden gesteld om het contract uit te voeren. Contract-management is zinloos wanneer een van beide of beide partners te vaak inbreuk maken op het contract. Er zullen vooral over deze twee aspecten goede afspraken moeten worden gemaakt en zal moeten worden gewerkt aan een sfeer van vertrouwen waarbinnen het con tract-manage ment kan functioneren. Reductie van overhead Het uitvoeren van een ontwikkeling in deeltrajecten heeft directe gevolgen voor de concern-organisatie. Om de bij de in dit traject voorkomende uitbesteding of verzelf standiging te realiseren efficiency-winst zo adequaat mogelijk te realiseren is het van belang dat de gevolgen van de verzelfstandigingen op het concern-niveau in een zo vroeg mogelijk stadium worden aangegeven. Alleen dan kan een slagvaardige reductie van de overhead worden uitgevoerd. Kemtakendiscussie Uiteindelijk zal de ontwikkeling in deeltrajecten steeds moeten worden getoetst aan de vraag of een taak of een cluster van taken tot de kerntaken van de gemeente behoort. Ook al behoren bepaalde taken niet tot de kerntaken, dan nog kan het: a. weieens praktischer en voordeliger kunnen blijken om een taak in eigen beheer te blijven uitvoeren of, b. heeft het in eigen beheer uitvoeren van een taak een strategisch belang. Bijvoorbeeld in het kader van intergemeentelijke samenwerking. Het zal in dit verband duidelijk moeten zijn hoe het pakket van gemeentelijke kerntaken eruit ziet. Wisselend beleid Wanneer door het gemeentebestuur wordt gekozen voor een bepaald ontwikkelingstraject van een organisatie moet de organisatie in principe - overmacht daargelaten - in staat worden gesteld om het traject ook te realiseren. Dit betekent dat te grote wisselingen in de aansturing van Stadsbeheer na de keuze van een lijn voor de toekomst met zeer grote terughoudendheid moeten plaats vinden. 39 9. SAMENVATTING EN CONCLUSIE In het kader van bezuinigingen en doelmatigheidsverbeteringen besloot de gemeenteraad van Leeuwarden in 1993 in principe over te gaan tot het afstoten van alle uitvoerende taken. Dit beleid dient bij te dragen tot het ontstaan van een kleiner en flexibeler ambtelijk apparaat. In november 1993 heeft de raad besloten om te onderzoeken of de dienst Stadsbeheer, waaronder de afdeling Sport en Recreatie en de afdelingen Ontwerp, Realisatie en Bedrijfsbureau van de dienst Stadsontwikkeling in een zo groot mogelijk geheel zou kunnen worden verzelfstandigd. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode vanaf januari tot medio juli 1995 en werd langs twee sporen uitgevoerd. Daarbij diende naast het te verweven inzicht in de haalbaarheid van de verzelfstandiging tevens aandacht te worden geschonken aan de versterking van de betrokkenheid bij het onder zoek en de motivatie van de organisatie ervoor. In mei 1995 heeft de gemeenteraad de uitgangspunten en randvoorwaarden vastgesteld die voor het onderzoek zouden gelden. Hiermee werd duidelijk wat de raad zou willen indien de verzelfstandiging haalbaar zou blijken te zijn. Naast de op deze wijze geformuleerde criteria zijn nog algemeen bestuurlijke en bedrijfsmatige criteria gebruikt bij het toetsen van de haalbaarheid van de verzelfstandiging. Met de aanpak van het onderzoek moesten drie te bereiken kerndoelen worden bereikt: 1. Een herkenbare en gedragen koers en strategie voor Stadsbeheer; 2. Een advies aan het college en de raad met enkele realistische verzelfstandigings varianten; 3. Vanuit het onderzoekstraject diende een bijdrage aan de versterking van de organisatie te worden geleverd. Het onderzoek strekte zich uit over bijna de gehele takenpakketten van de dienst Stadsbe heer en de drie afdelingen van Stadsontwikkeling, maar werd geconcentreerd op de primaire taken waarvoor een werkende markt bestaat. Dit betreft dan de taken van de afdelingen Groen, Recreatiegebieden en Begraafj)laatsen (GRB) met uitzondering van de exploitatie van de begraafplaatsen, Ontwerp, Realisatie, Reiniging, Voorbereiding Groen (RVG), Sport Recreatie (S&R), Technisch Onderhoud en Bedrijfsafvalstoffen (TOB) en de afdeling Weg- en Waterbouw (WW). Daarnaast werd ook de taak Markten Havens onderzocht. Van andere taken werd geconcludeerd dat er geen werkende markt voor bestaat maar dat verzelfstandiging wel tot de mogelijkheden behoort. Dit betreft de bedrijfsinterne milieuzorg, het management van de buurtonderhoudsploegen, het beheer van de buitenreclame en het verstrekken van vergunningen en ontheffingen. Het door het gemeentebestuur en de ambtelijke top met betrekking tot de te onderzoeken taken gevoerde beleid van uitbesteding heeft geleid tot een verzwakking van de organisa tie omdat onvoldoende rekening werd gehouden met de behoeften van deze organisatie. Om de bezuinigingstaakstellingen te halen is de afgelopen jaren teveel ingeleverd op de kwaliteit van de organisatie. Een en ander wordt mede veroorzaakt door het ontbreken van een voldoende visie op de rol en de toekomst van de eigen organisatie bij zowel het management als bij het gemeentebestuur. Deze onvoldoende visie gevoegd bij het ontbreken van een externe oriëntatie bij het management en de beperkte mate van inzicht en beheersing van de eigen werkzaamheden bedreigen de kwaliteit en de continuïteit van de ambtelijke dienstverlening. Het is overigens juist om die redenen, dat de directie van Stadsbeheer in 1993 een onderzoek tot verzelfstandiging voorstelde. 40

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1995 | | pagina 27