wordende vraagstukken is blijkbaar de afstand tussen de raad en haar dagelijks bestuur te groot geworden. Van dat sluipende proces van uit elkaar groeien is het college zich onvoldoende bewust geweest. Daarbij heeft zeker een rol gespeeld de langdurig stabiele politieke verhoudingen in Leeu warden. Een dergelijke langdurige politieke situa tie bergt het gevaar in zich dat er een sfeer gaat ontstaan van vanzelfsprekendheid. Vanzelfsprekend heid van kennis en invloed. Maar ook van beter weten en daardoor ook van het eerst alles willen weten voordat het voltallige bestuur erbij betrok ken wordt. Het dagelijks bestuur moest dat op den duur ook wel van zichzelf omdat het toch vreemd zou zijn als niet op alle vragen een adequaat antwoord gegeven kon worden. Die rolverdeling en dus die houding werd ook in een periode van colleges gevraagd. Deels als tijd verschijnsel, deels omdat de vraagstukken zo com plex werden dat wethouders van middelgrote ge meenten een meer dan volledige dagtaak op zich moesten nemen. Een uitdrukkelijk signaal met betrekking tot het uit elkaar groeien, had tot ons als college moeten doordringen toen zich tegenvallers aandienden en er dus stevig bezuinigd moest worden. Bij de dis cussies die zich daarover voorgedaan hebben, is te weinig de emotionele lading van de fracties tot ons doorgedrongen. Het ging, naar wij nu aannemen, niet alleen om het op rationele wijze besluiten tot oplossingen op basis van de naar eer en gewe ten door het college aangedragen overwegingen. De raad zal dat, zo is onze analyse, meer ervaren hebben als een dictaat en niet zoals bedoeld is als voorstel voor het bestuur. Deze analyse betekent voor ons dat wij graag be reid zijn gezamenlijk op zoek te gaan naar een nieuwe, bij deze tijd passende invulling van het monisme. Dat speelt te meer nu de politieke ver houdingen veranderd zijn. Dat zal zo is onze ver wachting ook de politieke cultuur doen veranderen. 'Zekerheden' bij verkiezingen bestaan zeker op dit moment niet meer. Dat zal onontkoombaar leiden tot het duidelijker willen profileren van de eigen idealen voor en visie op de maatschappij. Tegelij kertijd staat de raad van de gemeente voor het besturen van die gemeente. Op zich heeft de raad zich al begeven op het pad van het ontwikkelen van een nieuw monisme via discussies en besluiten over het besturingsmodel. In het laatste gedeelte van deze memorie van ant woord komen wij daar nader op terug. De hiervoor beschreven analyse kan volgens ons verklarend zijn voor onze beleving dat raad en college op verschillende golflengten gecommuni ceerd hebben. Of, en zo ja in welke mate deze analyse juist is, willen wij uiteraard graag met de gemeenteraad bediscussiëren Impliciet zit in de hierboven beschreven analyse voor een deel een verklaring van het handelen van het college ten aanzien van het bouwproject Stads kantoor. Maar dat ontslaat het college niet van de verantwoordelijkheid voor dat handelen. Vanuit die analyse kunnen wij dan ook niet anders stellen dat het een verkeerde keus van het college is geweest om de raad niet onmiddellijk in februa ri 1994 te informeren over 'een op handen zijnde budgetoverschrijding met daarbij de vermelding dat onmiddellijk opdracht was gegeven om zo snel moge lijk de feitelijke stand van zaken uit te zoeken, inclusief het bijbehorende dekkingsvoorstelOok al werd gemeld dat hiervoor reguliere dekking bin nen het project gevonden kon worden (daarover later meer), had het college niet de lijn mogen aanhouden, hoe verklaarbaar ook vanuit de voor gaande analyse, eerst het complete beeld te willen hebben. Overigens was vanuit de ambtelijke orga nisatie al eerder een inventarisatie gestart, zo mag blijken uit passages van het rapport van de commissie de Haan over de signalen van de adjunct secretaris. De toen verkregen gegevens gaven ech ter geen spijkerharde aanwijzingen dat het budget daadwerkelijk overschreden zou gaan worden. De onderzoeksrapportage geeft dat ook aan met de passage waarin staat dat de heer Snijder eind december 1993 bij de adjunct-secretaris komt met de mededeling dat het budget overschreden zal gaan worden. Op 6 januari 1994 wordt de wethouder hier van in kennis gesteld. Uitgaande van het formele uitgangspunt dat als een collegelid iets weet, het college dus op de hoogte is, kan gesteld worden dat het college op 6 januari 1994 formeel op de hoogte was van een budgetoverschrijding. Overigens was er ook sprake van een stuurgroep met een taak- 3 DE KONKRETE PROBLEMA TIEK Informeren van de raad

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1995 | | pagina 303