Onvoldoende bijhou ding van meer en minder werk hierover geen eindoordeel uitspreken, omdat daartoe nader onderzoek nodig zou zijn. Zulks temeer, nu uit van EGM ontvangen correspondentie blijkt dat voor bepaalde extra werkzaamheden boven het bestek afzon derlijke honorering werd overeengekomen, terwijl in een brief van 23 maart 1993 van EGM aan Snijder zelfs het voorstel werd gedaan het totale honorarium tot einde werk te stellen op een vast bedrag groot f 2.27500,- excl. btw. Een derde punt waar het architectenbureau in ieder geval duidelijk is tekort geschoten, betreft de directievoering en wel ten aanzien van de bijhouding van meer en minder werk, juist ook in financiële zin. Deze tekortkoming wekt des te meer verbazing waar het juist de architect is geweest, die zorg heeft gedragen voor opneming van verscherpte bepalingen ten behoeve van de opdrachtgever over meer en minder werk. Door een nauwlettend toezicht op de naleving van deze bepalin gen door de aannemer had EGM gemakkelijk kunnen voldoen aan de eigen verplichting uit artikel 21 SR 1988 omtrent het bijhouden van de financiële stand van het meer en minder werk en wel van meet af aan. Immers binnen 10 dagen na de signalering en melding van dergelijke werken door de aannemer dienden volgens paragraaf 36.90 van UAV en bestek de financiële consequenties daarvan, met een gespecificeerde opbouw van de gehanteerde verrekenprijzen, in het bezit van de directie te zijn. Vlak na de meldingsdata hadden dus ook de betreffende bedra gen met datum van indiening op de signaleringslijsten van EGM kunnen en moeten worden vermeld, zodat daarop de vereiste goedkeuring van directie en opdrachtgever kon worden verleend. In werkelijkheid is daar niets van terecht gekomen en wordt op de opeenvolgende signaleringslijsten zelfs met meldings- en goedkeurings data geschoven, alsof deze er niet toe zouden doen. Al op de eerste bouwvergadering van 19 februari 1992 kwamen de eerste meldingen van meerwerk binnen, terwijl deze een jaar later op 23 oktober werden geda teerd, deels ook met vermelding van bedragen die bij de goedkeuring in mei 1993 soms belangrijk werden verlaagd. Het totaalbeeld dat uit deze administratie oprijst is, dat zij juist het tegendeel inhield van wat SR en UAV en bestek beoogden, namelijk een verschuiving van de verrekening van het meer en minder werk naar de eindafrekening (zie ook het overzicht in bijlage 14). Zeer ten detrimente van de gemeente als op drachtgever die door de gevolgen van deze handelwijze volledig verrast werd. En nu mag het juist zijn dat de heer Hoitinga als toezichthouder voor EGM eenvoudig de tijd niet had om naast de bewaking van kwaliteit en voortgang van het werk ook nog eens deze directieverplichting te vervullen. Daarmee was echter die verplichting niet van de baan, zulks temeer nu er uiteindelijk toch ook honorarium voor in rekening is ge bracht. De heer Hoitinga durfde zelfs niet in te staan voor een juiste verrekening van het minder-werk. 4.4 Aannemer Hoewel ook de aannemer een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van een, in de ogen van de onderzoekscommissie, fraai gebouw, moet de commissie in het navolgende wijzen op het verwaarlo zen van contractuele verplichtingen op het stuk van meer en minder werk. Niet tijdige prijs opgave In de eerste plaats heeft de aannemer niet voldaan aan het vereiste van een tijdige prijsopgave na de signalering en melding van meer en minder werk. De heer Lanslots heeft namens BAM Bredero opgemerkt dat de 24 '10 dagen'-termijn in de praktijk volstrekt onhaalbaar was en dan ook als een puur academische bepaling viel te beschouwen, evenals de rest van de verscherpte besteksbepalingen. Ook al zou dit in bepaalde gevallen zo zijn, omdat de omvang van het meer en/of minder werk en ook de kosten daarvan niet aanstonds vast te stellen waren, dan nog ontsloeg dit de aannemer niet van zijn verplichting om er dan toch zo goed en zo spoedig mogelijk aan te voldoen. Ook aan deze contractspartij was het bekend hoezeer de gemeente - blijkens de moeizame onderhandelingen na de aanbesteding en ook nog tijdens de bouw over door te voeren bezuinigingen - hechtte aan het niet, althans niet zonder inschakeling van de gemeenteraad, overschrijden van het bouwkrediet. En hoewel door de aannemer is gesteld dat van zijn zijde steeds op een spoedige afhandeling van meer en minder werk zou zijn aangedrongen, aan de commissie is hiervan niets gebleken, ook niet wat betreft data van prijsopgaven. Geen schriftelijke Doorvoering van bestekswijzigingen en uitvoering van meer en minder opdracht werk hebben in strijd met par. 35.94 en 36.90 en 92 van UAV en bestek plaatsgehad zonder schriftelijk opdracht van de gemeente als opdracht gever. Weliswaar heeft de aannemer ach er tegenover de commissie op beroepen dat ir. Snijder als projectmanager ook het aannemingscontract had getekend en daarom door hem als opdrachtgever werd beschouwd. Hiervan kan echter geen sprake zijn, omdat de ondertekening op 5 maart 1992 door Snijder uitdrukkelijk namens het College van Burge meester en Wethouders van de gemeente Leeuwarden geschiedde, nadat op 14 januari daartoe door dit college een besluit tot gunning aan BAM Bredero was genomen. Ook kan van een door de gemeente opwekte schijn van bevoegdheid van Snijder tot het verstrekken van schriftelijke opdrachten voor meer en minder werk - die overigens in de meeste gevallen niet eens zijn aange troffen - moeilijk worden gesproken. De heer Lanslots heeft zelf toege geven dat nooit door de aannemer aan Snijder is gevraagd naar de omvang van zijn volmacht in deze, terwijl een eenvoudig telefoontje naar de verantwoordelijke wethouder hem had kunnen overtuigen van de noodzaak om in ieder geval deze in de besluitvorming te betrekken. Ook de zojuist aangehaalde besteksbepalingen zijn door de aannemer volstrekt genegeerd, alsof het belang van de gemeente als eigenlijke opdrachtgever er in dit opzicht totaal niet toe deed. Zelfs een beroep op de vertrouwensregel uit het overeenkomstenrecht vindt haar begrenzing in de zorgvuldigheid die tegenover de wederpartij, ook afgezien van strikte naleving van het contract, wordt vereist. Onbevoegd in reke- Tot tweemaal toe wordt in zeer expliciete bewoordingen in de besteksbe- ning brengen palingen meegedeeld dat de aannemer geen enkel recht op vergoeding van meerwerk kan doen gelden, indien daarvoor geen schriftelijke opdracht rechtstreeks door de opdrachtgever aan hem is gegeven (par. 36.90 en 92, beide laatste lid). Er wordt zelfs gesproken over strikte nakoming en uitdrukkelijke terzijdestelling van de veel soepeler bepalin gen van de UAV. Uit jurisprudentie blijkt dat dit voor de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland in vergelijkbare gevallen van aanscherping van UAV-bepalingen, mede met het oog op een ook voor de aannemer kenbaar beperkt budget van de opdrachtgever, aanleiding is laatstge noemde het recht te geven betaling van het meerwerk te weigeren. Ter illustratie moge dienen de uitspraak van 4 maart 1993, gepubliceerd in Bouwrecht december 1993, blz. 997 e.v., waarin onder meer de volgende veelzeggende passages voorkomen: 25

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1995 | | pagina 324