Een deel van de mensen met een minimumuitkering geeft te kennen geen interesse te
hebben in een activiteitenfonds zoals dat er nu uitziet;
Vanaf 1997 zijn er geen financiële middelen beschikbaar voor het Fonds Maatschappelijke
Activiteiten (FMA);
De mogelijkheden voor beroep en bezwaar zijn onduidelijk.
Het fonds heeft als instrument van het minimabeleid gedurende de periode 1989-1995
onvoldoende gefunctioneerd. De evaluatiecommissie stelt voor het Fonds Maatschappelijke
Activiteiten (FMA) af te schaffen en in plaats daarvan te gaan werken met een Gemeentepas.
Doel van het verstrekken van een Gemeentepas is dat mensen met een minimum inkomen
tegen gereduceerd tarief deel kunnen nemen aan (in ieder geval) sociaal-maatschappelijke,
recreatieve, culturele en sportieve activiteiten of evenementen. Het bereik van de pas dient zo
groot mogelijk te zijn en de verstrekking moet zo eenvoudig en klantvriendelijk mogelijk zijn.
Onderzocht moet worden op welke wijze een Gemeentepas het best ingevoerd kan worden en
op welke termijn invoering kan plaatsvinden. Daarbij kunnen soortgelijke initiatieven in
andere gemeenten (bijv. Heerenveen, Amsterdam, Nijmegen) betrokken worden. De commissie
pleit er in ieder geval voor om naast publieke en/of niet-commerciële instellingen ook
commerciële instellingen en bedrijven te betrekken bij de mogelijkheden voor een breed
toepasbare Gemeentepas. Tenslotte dient de vraag beantwoord te worden of ook mensen die
niet op het sociaal minimum zijn aangewezen gebruik kunnen maken van een Gemeentepas.
Uitbreiding van de doelgroep kan stigmatisering tegengaan en (wellicht) het toepassingsbereik
van de pas vergroten. Er mag immers vanuit worden gegaan dat deelname aan de Gemeente
pas aantrekkelijker wordt voor bedrijven en non-profit organisaties naarmate de doelgroep
groter wordt.
Aanbevelingen betreffende het Fonds Maatschappelijke Activiteiten
De raad in 1996 een voorstel voorleggen voor een Gemeentepas conform bovenstaande
richtlijnen, ter vervanging van het Fonds Maatschappelijke Activiteiten (FMA).
5.4. Schuldhulpverlening
Met betrekking tot dit instrument leverden de interviews en de enquête de volgende knelpun
ten op:
De schuldhulpverlening is verspreid over verschillende organisaties (o.a. de Gemeen
schappelijke Kredietbank Friesland (GKB), Algemeen Maatschappelijk Werk van de
Stichting Hulp en Welzijn Leeuwarden (HWL), Budget Advies Centrum (BAC), Sociale
Zaken en het Projekt Overkreditering). In de praktijk is er door de versnippering onvol
doende afstemming van de hulpverlening. Dit komt de dienstverlening niet ten goede;
Er is sprake van te lange lijnen bij de aansturing; de hulpverlening loopt over te veel
schijven;
Inkomensbeheer. een noodzakelijk onderdeel (sluitstuk) van schuldhulpverlening, is zwak
georganiseerd;
De kosten voor vergoeding van de behandeling van aanvragen voor schuldsanering door de
Gemeenschappelijke Kredietbank Friesland (GKB) waren de laatste jaren hoger dan het
bedrag dat daarvoor in de begroting was opgenomen. Een deel van de kosten werd daardoor
gefinancierd uit budgetten die daarvoor niet bestemd zijn ("Noodfonds en bijzondere
bijstand);
Het Budget Advies Centrum (BAC) heeft een onzekere toekomst: vanaf maart 1996 zijn
er geen middelen beschikbaar voor deze preventieve voorziening. Het BAC is steeds
tijdelijk gefinancierd vanuit het Fonds Sociale Vernieuwing en het Noodfonds.
Een deel van deze knelpunten wordt ook genoemd in het onlangs verschenen Projectvoorstel
De knelpunten vormen een belemmering voor het goed functioneren van het instrument
schuldhulpverlening. Gezien de waarde die aan het instrument wordt toegekend en de
resultaten die (ondanks de knelpunten) met het instrument behaald worden, pleit de evaluatie
commissie voor een betere stroomlijning van de instanties die ach in Leeuwarden bezighou
den met de schuldhulpverlening, te meer omdat de desbetreffende instanties complementair
zijn. Bij het ontwikkelen van voorstellen om te komen tot meer stroomlijning dient de
anonimiteit van de cliënt gewaarborgd te zijn. Tevens moet de hulpverlening met kortere
lijnen aangestuurd worden.
De Commissie Boorsma (Commissie Schuldenproblematiek) heeft enige tijd geleden in het
rapport Schulden; Naar nieuwe impulsen in de schuldenproblematiek het uitgangspunt
gehanteerd dat de samenwerking tussen de instanties die zich met schuldhulpverlening
bezighouden of het samengaan van die instanties in een nieuwe organisatie, geen doel op zich
moet zijn. Het moet slechts gaan om het tegengaan van de verkokering en het tot stand
brengen van een samenhangend beleid. Dit uitgangspunt zou ook in Leeuwarden gehanteerd
moeten worden.
Verschillende betrokken instanties hebben tijdens de gesprekken laten weten dat zij positief
staan tegenover stroomlijning. Men is bereid menskracht en energie te steken in het ontwikke
len van voorstellen.
Een verbeterde schuldhulpverlening impliceert ook een voorziening voor inkomensbeheer. De
commissie sluit zich aan bij de volgende uitspraken die in bovengenoemd Projectvoorstel van
het Project Overkreditering worden gedaan:
De evaluatiecommissie stelt voor om bij de ontwikkeling van een plan voor een verbeterde
schuldhulpverlening het Projectvoorstel van Projekt Overkreditering te betrekken. Bovendien
dient de planontwikkeling afgestemd te worden op het project dat op 1 januari 1996 op
initiatief van de woningcorporaties van start gaat (zie ook paragraaf 4.7. en bijlage 2). Dat
project is gericht op begeleiding van probleemhuurders ter voorkoming van verplichte
herhuisvesting. (Huur)schulden zijn vaak één van de problemen van de doelgroep van dat
project. Tenslotte vindt de commissie het zeer wenselijk dat ook de nutsbedrijven participeren
in een sterker geïntegreerd schuldhulpverleningsbeleid.
31
inzake de oprichting van het bureau voor inkomensbeheer en coördinatie van schuldhulpverle
ning in Friesland van het Projekt Overkreditering.
"Inkomensbeheer biedt de mogelijkheid in schuldsituaties, waarbij mensen die zelf niet
(geheel) in staat zijn de eigen financiële huishouding te regelen, corrigerend en ondersteunend
op te treden. Inkomensbeheer fungeert op dat moment als ondersteuning van (de aanloop
naar) het saneringsproces en lost één van de belangrijkste door het PO geconstateerde
knelpunten op. Inkomensbeheer beoogt door snel ingrijpen tevens de bijkomende consequenties
van veel schuldsituaties te voorkomen: incassoprocedures met extra financiële kosten,
dreigende ontruimingen of een verslechtering van de persoonlijke leefsituaties.
Tevens biedt inkomensbeheer de mogelijkheid reeds in een vroeg stadium adequate hulp te
bieden aan personen die zonder deze hulp zich financieel niet staande kunnen houden,
waardoor problematische schuldvorming, met alle maatschappelijke gevolgen van dien (o.a.
hoge kosten ter oplossing van de problemen), kan worden voorkomen." (pag. 13)