5.6. Voorlichting
Op het terrein van de Voorlichting zijn de volgende knelpunten aan te wijzen:
Te veel mensen kennen het gemeentelijk minimabeleid niet of nauwelijks;
Medewerkers van de sector Sociale zaken hebben te weinig tijd om cliëntgericht voorlich
ting te geven over de mogelijkheden en onmogelijkheden van het minimabeleid;
Inwoners van de gemeente die op een minimum uitkering zijn aangewezen, maar dit
inkomen niet via de sector Sociale Zaken ontvangen, worden veel te weinig geïnformeerd
over het gemeentelijk minimabeleid;
Voorlichting aan etnische minderheden laat te wensen over;
Uit de schriftelijke enquête blijkt dat veel cliënten van Sociale Zaken niet op de hoogte zijn
van (onderdelen) van het gemeentelijk minimabeleid. De volgende percentages geven de
onbekendheid met de verschillende instrumenten weer:
woonkostentoeslag: 52%
bijzondere bijstand: 38%
schuldhulpverlening: 43%
kwijtschelding onroerendzaakbelasting (OZB)/rioolrecht: 27%
kwijtschelding hondenbelasting: 59%
kwijtschelding afvalstoffenheffing: 39%
Fonds Maatschappelijke Activiteiten: 35%
Door de hoge werkdruk bij de sector Sociale Zaken komt er, zo blijkt uit de onderzoeken, van
praktische voorlichting over de mogelijkheden en onmogelijkheden voor individuele cliënten,
weinig terecht. Medewerkers van Sociale Zaken, maar ook vertegenwoordigers van het Bureau
Sociale Raadslieden en BLUT maakten tijdens de gesprekken gewag van een verzakelijkte
houding van de sector Sociale Zaken.
Mensen die hun minimum inkomen niet via Sociale Zaken ontvangen, zijn in nog grotere
mate verstoken van voorlichting. Indien ze wel op de hoogte zijn van het gemeentelijk
minimabeleid, gaan ze er veelal vanuit dat de voorzieningen binnen dat minimabeleid alleen
voor cliënten van Sociale Zaken zijn bedoeld.
Een aantal van de onderstaande aanbevelingen zijn dan ook speciaal bedoeld om de voorlich
ting voor die laatstgenoemde groep minima te verbeteren. De evaluatiecommissie pleit
ondermeer voor het creëren van een voorziening waar alle minima met hun vragen over het
minimabeleid terecht kunnen en van waaruit gerichte doorverwijzingen (naar instellingen die
bij de uitvoering van het beleid betrokken zijn) kunnen plaatsvinden. Ook aanvragen in het
kader van het minimabeleid en de afhandeling daarvan zouden zoveel mogelijk via die
voorziening moeten plaatsvinden. Met zo'n voorziening, waarbij sprake is van bundeling van
deskundigheid, kan de cliëntgerichte voorlichting en dienstverlening betreffende het minima
beleid sterk verbeteren.
Het L.O.V.E. heeft in het gesprek te kennen gegeven dat de voorlichting aan etnische
minderheden te wensen overlaat. Voor een deel zou dat komen omdat voorlichtingsmateriaal
in te weinig talen beschikbaar is. Vandaar de aanbeveling van de commissie om na te gaan
of er op dat terrein uitbreiding moet plaatsvinden.
34
Aanbevelingen betreffende de voorlichting
(Indien nog niet beschikbaar) voor ieder instrument van het gemeentelijk minimabeleid een
kleine maar zeer informatieve folder ontwikkelen en bij correspondentie tussen Sociale
Zaken en cliënten stelselmatig een bijsluiter meesturen over één van de instrumenten van
het gemeentelijk minimabeleid;
Het bundelen van de advisering, voorlichting en doorverwijzing op het terrein van het
minimabeleid voor alle minima in Leeuwarden. Daartoe moet een heel toegankelijke
voorziening gecreëerd worden. Ook aanvragen in het kader van het minimabeleid en de
afhandeling van die aanvragen dienen bij voorkeur in die voorziening ondergebracht te
worden;
Bevorderen dat medewerkers van Sociale Zaken cliënten stelselmatig wijzen op onmogelijk
heden, maar vooral de mogelijkheden tot ondersteuning vanuit het minimabeleid en zonodig
gericht doorverwijzen;
Regelmatig informatie over (onderdelen van) het minimabeleid opnemen in "Aan de Grote
Klok", opdat ook de mensen die hun uitkering niet via Sociale Zaken ontvangen op de
hoogte blijven;
Nagaan of in voldoende instellingen en organisaties recent voorlichtingsmateriaal over het
gemeentelijk minimabeleid verkrijgbaar is; op grond van die inventarisatie zo nodig het
aantal lokaties uitbreiden;
Nagaan of het voorlichtingsmateriaal in voldoende talen beschikbaar is; zonodig het
materiaal in meer talen verzorgen;
Voorlichtingsmateriaal stelselmatig controleren op lezersvriendelijk taalgebruik voordat het
wordt gedrukt.
5.7. Overige
In deze paragraaf worden aanbevelingen geformuleerd die niet direct aan één van de zes
instrumenten van het minimabeleid gekoppeld zijn. De aanbevelingen worden voorafgegaan
door een toelichting c.q. motivering. De aanbevelingen hebben achtereenvolgens betrekking
op:
- beleid gericht op maatschappelijke activering;
- communicatie tussen uitkerende instanties en de belastingdienst;
- instelling van een Minimafonds;
- minimabeleid als facetbeleid.
In paragraaf 5.1. is al gewezen op het belang van handhaving en waar mogelijk intensivering
van het uitstroombeleid. Een activerend nAbw-beleid veronderstelt daarnaast het voorkomen
en tegengaan van maatschappelijk isolement van (vooral) mensen die gedurende lange tijd op
een uitkering zijn aangewezen en voor wie er geen of nauwelijks perspectief is op betaalde
arbeid.
Dat zou een motief kunnen zijn om de bijzondere bijstand intensiever aan te wenden voor het
stimuleren van deelname aan het maatschappelijk verkeer.
35
5.7.1. Maatschappelijke activering