Blad 2
In het kort komen de bedenkingen hierop neer dat de heer
Bakker bezwaar maakt tegen de geplande woonkamer/keuken aan
de voorzijde van pand nr. 9 op de tweede verdieping, alsme
de dat hij het bouwplan summier vindt en enkele vraagtekens
plaatst bij de kwaliteit hiervan. Laatstbedoelde opmerkin
gen zijn met name technisch van aard en betreffen geen pla
nologische aspecten. Teneinde te bereiken dat op de tweede
verdieping uitsluitend slaapkamers worden gemaakt, noemt de
heer Bakker enkele alternatieven (bijv. kantoor met grote
bovenwoning enz
Naar aanleiding van een en ander merken wij op, dat de
breedte van de Wijbrand de Geeststraat (straat met trot
toirs) ongeveer 12 m is. De afstand van gevel tot gevel is
ongeveer 16 m. Van een smalle straat is dan ook geen spra
ke. In tegendeel, de afstand tussen de woning van de heer
Bakker en de toekomstige woning op de tweede verdieping van
nr. 9 is ons inziens binnen de stedelijke context niet
onacceptabel, d.w.z. zonder meer redelijk te noemen. Wij
kunnen dan ook niet inzien dat als gevolg van dit onderdeel
van het bouwplan ter plaatse een goede woonfunctie zou wor
den gefrustreerd. Het is binnen een stedelijke bebouwing
onvermijdelijk c.q. onontkoombaar, dat beperkingen worden
gesteld aan o.a. de privacy. De mate waarin dit gebeurt
achten wij evenwel niet van dien aard, dat aan het bouwplan
geen medewerking zou kunnen worden verleend. Overigens is
van strijd met het Burgerlijk Wetboek geen sprake, dit naar
aanleiding van een opmerking van de heer Bakker in zijn
eerste brief over de verbouw een aantal jaren geleden van
het voormalige pakhuis Freia.
Wat betreft de technische aspecten merken wij het volgende
op. De aanvraag om bouwvergunning was compleet. Er waren
voldoende stukken bijgevoegd om het plan te kunnen beoorde
len. Er zal voldaan moeten worden aan zowel de Bouwverorde
ning als (met name in technisch opzicht) aan het
Bouwbesluit; zo nodig kunnen bepaalde voorwaarden aan de
bouwvergunning worden verbonden. Voorts zal blijkens het
betreffende advies voldaan worden aan redelijke eisen van
welstand. De bedenkingen betreffende de kwaliteit van het
bouwplan achten wij dan ook ongegrond.
De tweede brief van de heer Bakker (in het kader van de
vrijstellingsprocedure) is wat betreft de inhoudelijke be
zwaren voor een belangrijk deel een herhaling van de eer
ste. Afgezien hiervan brengt de heer Bakker ook allerlei
procedurele bezwaren naar voren.
De heer Bakker stelt o.a. dat zijn eerste brief niet is
behandeld, maar dat precies hetzelfde plan nu opnieuw ter
inzage wordt gelegd, alleen ditmaal in het kader van be
doelde vrijstellingsprocedure.
Blad 3
Hij wijst er op, dat (slechts) voor het gebied, waarvoor
een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een
herziening van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd,
burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen
van het geldende bestemmingsplan. Het opnieuw ter inzage
leggen van hetzelfde bouwplan kan naar zijn mening evenwel
niet gelden als een voorbereidingsbesluit. Hij wijst verder
op het feit, dat zolang (zoals in dit geval) de herziening
van een bestemmingsplan nog niet is vastgesteld, de raad
beslist omtrent het verlenen van vrijstelling, indien ten
minste één vijfde van zijn leden daartoe de wens te kennen
geeft, alsmede dat de raad van elk verzoek in kennis dient
te worden gesteld. Een en ander is vastgelegd in artikel
19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Zoals reeds opgemerkt, is (ingevolge de Woningwet) van de
aanvraag om bouwvergunning kennis gegeven in een huis-aan-
huisblad. In dit geval wordt de aanvraag evenwel aangemerkt
mede een verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 19
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in te houden. In het
kader van de vrijstellingsprocedure diende het verzoek (en
dus het bouwplan) dan ook opnieuw ter inzage te worden ge
legd, hetgeen is gebeurd op 15 november 1995. De eerste
brief van de heer Bakker zou hierbij uiteraard zijn betrok
ken. De ter inzagelegging van het verzoek om vrijstelling
wordt door de heer Bakker blijkbaar verward met het nemen
van een voorbereidingsbesluit, waarvan tot nu toe evenwel
nog geen sprake was. Wij merken verder op, dat de wet toe
laat, om wanneer (zoals in dit geval) een voorbereidingsbe
sluit wordt genomen met de bedoeling een anticipatieproce
dure te starten, tegelijkertijd aan de raad een mededeling
te doen als bedoeld in artikel 19, lid 3 van die wet (hier
voor reeds genoemde inkennisstelling van een verzoek om
vrijstelling)Die mededeling zal wel (zoals aan het begin
van dit voorstel ook is gedaan) expliciet en duidelijk moe
ten zijn.
Resumerende zijn wij van mening, dat de naar voren gebrach
te bezwaren ongegrond moeten worden geacht. Aan het bouw
plan - waartegen naar onze mening uit stedebouwkundige
overwegingen geen bezwaren bestaan - kan slechts medewer
king worden verleend, indien voor het betrokken perceel een
voorbereidingsbesluit wordt genomen. Hierdoor wordt het
mogelijk vrijstelling te verlenen van het geldende bestem
mingsplan, mits vooraf van gedeputeerde staten de verkla
ring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstel
ling geen bezwaar hebben. Bij het vragen van een verklaring
van geen bezwaar zullen de bezwaren worden meegestuurd.