Blad 32
Lid 4
Deze bepaling voorkomt dat de volgorde zoals opgenomen in
het derde lid te rigide gaat werken. Wanneer op lokaalni
veau alle bij de vordering betrokken partijen het eens zijn
over een oplossing die niet direct voortvloeit uit het der
de lid, dan kan van de daarin neergelegde volgorde worden
afgeweken
Artikel 32
Overleg en mededeling
Lid 1
Het voeren van overleg is wettelijk verplicht. Om prakti
sche redenen is ervoor gekozen dit te koppelen aan het
overleg over het programma. In het kader van de vaststel
ling van het programma zal immers in de regel geconstateerd
worden of er van medegebruik sprake kan zijn.
Ten aanzien van het voorgenomen besluit in het kader van
het programma (dat is niet het besluit tot vordering maar
het besluit om medegebruik toe te staan) is er voor beide
bevoegde gezagsorganen de mogelijkheid een advies van de
Onderwijsraad te vragen. Ook hebben zij beiden de mogelijk
heid om bezwaar en beroep tegen de vaststelling van het
programma in te stellen. Dit heeft geen opschortende wer
king
Lid 2
De termijn van vier weken is uiteraard facultatief. Om een
bevoegd gezag waarvan gevorderd gaat worden de gelegenheid
te geven desgewenst tijdig (organisatorische) maatregelen
te nemen, verdient het aanbeveling de termijn zo kort moge
lijk te houden. Het bevoegd gezag is overigens op grond van
het overleg ook al in de gelegenheid om zich voor te berei
den op het medegebruik. De mededeling dient schriftelijk
plaats te vinden. Er is sprake van een beschikking waarop
de rechtsbescherming van de Awb van toepassing is. Het in
stellen van bezwaar en/of beroep heeft geen opschortende
werking
De laatste volzin is toegevoegd om geen overbodige admini
stratieve handelingen te hoeven uitvoeren indien er in het
overleg is komen vast te staan dat er overeenstemming over
de vordering bestaat.
Leden 3 en 4
In geval van een spoedprocedure is het niet goed mogelijk
om termijnen op te nemen voor het overleg. De aard van de
aanvragen kan namelijk met zich meebrengen dat een en ander
op zeer korte termijn geregeld moet worden. Uiteraard geldt
ook hier dat het 'ontvangende' bevoegde gezag redelijker
wijs de gelegenheid moet hebben om de nodige maatregelen te
treffen
Blad 33
Lid 5e
De vordering geschiedt voor een bepaalde periode, zodat het
bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt weet waar het aan toe
is. Het ligt voor de hand de periode te baseren op de uit
komst van de prognose. De periode van vordering kan ver
lengd worden indien dat noodzakelijk is.
Artikel 33
Vergoeding
Voor het primair onderwijs is, als gevolg van de vereenvou
diging van het Londo stelsel, in de wet bepaald dat een
bevoegd gezag dat gebruik maakt van een gebouw van een an
dere bevoegd gezag, de daarvoor ontvangen vergoeding door
betaalt. Aangezien 'de ontvangen' vergoeding niet eenduidig
te definiëren valt - de vergoeding is namelijk mede afhank
elijk van de omvang van de school - dient daarover overleg
tussen de bevoegde gezagsorganen plaats te vinden. Voor het
voortgezet onderwijs geldt niet een dergelijke wettelijke
bepaling, daar is overleg dus ook de aangewezen weg.
Omdat de belangen uiteenlopen, kan het voorkomen dat het
overleg niet tot overeenstemming leidt. Omdat er dan geen
wettelijk geregelde rechtsbescherming geldt, lijkt het ver
standig om in de verordening een bepaling ten aanzien van
de vergoedingen op te nemen voor het geval men er onver
hoopt niet uitkomt. Een systematiek hievoor is opgenomen in
bijlage IV, deel C, en is afgeleid van de rijksvergoeding
voor de materiële instandhouding voor de huisvesting van
groepen in het basisonderwijs. Uiteraard kunnen andere be
dragen worden opgenomen.
Artikel 34
Aanduiding omstandigheden
Onderdeel a
Zie de toelichting bij artikel 30.
Onderdeel b
De sportvelden zijn hier opgenomen vanwege de bepaling in
artikel 76r WVO dat het vorderingsrecht zich ook daartoe
uitstrekt
Artikel 35
Overleg en mededeling
Lid 2
De reden dat hier expliciet is aangegeven wat in ieder ge
val in het overleg aan de orde dient te komen is gelegen in
het feit dat het gaat om gebruik van een gebouw of terrein
waarvoor het gebouw of terrein niet in eerste instantie is
bedoeld. Dat betekent dat de positie van het bevoegd gezag
met nog meer waarborgen omkleed moet worden dan wanneer het
om onderwijsmedegebruik gaat. Het bevoegd gezag moet in de