Blad 6 Op welke wijze "het inkomen net boven de bijstandsnorm" kan worden geoperationaliseerd is in principe vrij arbitrair. In de praktijk wordt een bandbreedte 5 tot 20% boven de bijstandsnorm gehanteerd. Rekeninghoudend met het effect van dergelijke regelingen op de armoedeval hebben wij gemeend om thans uit te moeten gaan van een inkomensgrens van maximaal 105% van de van toepassing zijnde bijstands norm. Bij het hanteren van deze inkomensgrens zal uiteraard rekening worden gehouden met de in de bijstandswet gehan teerde normering inzake het buiten beschouwing te laten vermogen Bij voorgaande omschrijving van de doelgroep zijn wij uit gegaan van het criterium "inkomensniveau". Uit de litera tuur blijkt echter dat de nadelige gevolgen van het leven op minimumniveau zich pas zichtbaar voordoen nadat de betrokkenen gedurende langere achtereenvolgende tijd op een inkomen op minimumniveau zijn aangewezen. Naar aanleiding hiervan hebben wij ook het criterium van de "duurzaamheid" gehanteerd bij het omschrijven van de doelgroep. Deze "duurzaamheid" hebben wij vastgesteld op tenminste 1 jaar aangewezen zijn op een inkomen op minimumniveau. Tot slot zijn wij van oordeel dat personen welke op basis van de Wet op de studiefinanciering een "inkomen" ont vangen, kunnen worden uitgesloten van deze regeling. De achterliggende gedachte daarbij is dat er voor deze groep al specifieke regelingen bestaan die voorzien in een declaratie van de kosten van deelname aan maatschappelijke activiteiten Resumerend kan worden gesteld dat deze declaratieregeling betrekking heeft op alle personen in een huishouden die gedurende tenminste 1 jaar een inkomen ontvangen van ten hoogste 105% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, uitgezonderd die personen die op grond van de Wet op de studiefinanciering een studietoelage ontvangen. 5.4. Het voorzieningenpakket Bij het uitwerken van het "aanbod" in het voorzieningen pakket hebben wij ons met name laten leiden door de uitgangspunten van het lokaal sociaal beleid. Het lokaal sociaal beleid is er met name op gericht om "kwetsbare" groepen in staat te stellen naar eigen inzicht deel te nemen aan de maatschappij Uitgaande van het voorgaande menen wij dat er in de samenstelling van het voorzieningenpakket zo min mogelijk sprake dient te zijn van "betutteling". Blad 7 Naar aanleiding hiervan gaan wij uit van een voorzie ningenpakket welke, uitgezonderd die activiteiten welke zich schuldig maken aan discriminatie in de breedste zin des woordsgeen beperkingen oplegt voor wat betreft de aard van de maatschappelijke activiteiten alsmede de frequentie van de deelname aan deze activiteiten. Gelet op het voorgaande worden maatschappelijke acti viteiten dus ook ruim gedefinieerd. Het betreft namelijk alle activiteiten op sport, recreatief, cultureel en sociaal-maatschappelijk gebied. Eén en ander houdt ook in dat zowel periodieke alsmede eenmalige kosten voor deelname aan maatschappelijke activiteiten voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. 5.5. De subsidiëringsmethodiek Eén van de valkuilen van het FMA was de wijze van subsi diëren. Eerst zelf voorschieten en achteraf declareren blijkt aanleiding te zijn geweest voor de onderbenutting van het FMA. Gelet op het voorgaande is in het Bestuurs- programma ook gesteld dat ten aanzien van een "kortings regeling" sprake dient te zijn van "direct te incasseren voordeel". Binnen het kortingssysteem van het type "decla ratieregeling" is het niet eenvoudig om invulling te geven aan dergelijk criterium. Eventueel is het werken met "voucher" een mogelijkheid om de doelgroep direct voordeel te laten behalen bij de aanbieder van activiteiten. Hoe één en ander in zijn werk gaat is met name afhankelijk van de bereidheid van de diverse aanbieders van activi teiten om hieraan mee te werken. Wij zijn voornemens om een voorstel inzake het "voucher-idee" nader uit te werken. In afwachting hiervan wordt vooralsnog de "oude" subsi diëringsmethodiek, eerst voorschieten en achteraf declareren, gehanteerd. Deze methodiek omvat voorts het volgende. Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd. De tegemoetkoming in de kosten heeft betrekking op individuele personen die deel uit maken van het huishouden De tegemoetkoming bedraagt 100% van de gemaakte kosten met een maximum van f 100,-. 5.6. De declaratieregeling als experiment In het Bestuursprogramma 1998-2002 is vermeld dat een "kortingsregeling" vooralsnog voor een periode van 2 jaar zal worden ingevoerd. Indien het instrument effectief blijkt te zijn, wordt het voortgezet.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1998 | | pagina 272