Realiseren van minimaal 5 structurele voorzieningen voor tieneropvang (leeftijdsgroep 12-16
jaar) tot 2005.
Tot 2005 wordt binnen 3 bestaande opvanggroepen voor 0 tot 4 jarigen de crèche-plus gedachte
geïntroduceerd.
Tot 2005: 30% van de peuterspeelzalen in de stad op een kwalitatief hoog niveau brengen.
Tot 2004 uitbreiden van het aantal instroom en doorstroombanen Melkert I-banen) in de
kinderopvang en gastouderopvang.
Na het vaststellen van de nota "Sturen op kwaliteit in het Onderwijs zullen de operationele
doelen voor onderwijs worden ontwikkeld.
Sociale integratie
Kern is dat leefbaarheid naast een fysieke invulling ook een sociale invulling heeft en de
vraag is hoe invulling wordt gegeven aan sociale leefbaarheid. Hoe staat het met de
kwaliteit van de sociale leefbaarheid, welke problemen doen zich hier voor en welke
kansen kunnen benut worden. Problemen op het terrein van het sociale leefklimaat
manifesteren zich doorgaans het meest helder op buurt- en wijkniveau of zelfs op het
niveau van de straat of portiek. Om de problemen in verband met sociale integratie aan te
kunnen pakken en de kansen te kunnen benutten, wordt de insteek van de wijkaanpak
gekozen. De komende jaren zal, ook in aansluiting op de (komende) stedelijke vernieuwing,
voor Leeuwarden-Oost een integrale aanpak ontwikkeld gaan worden. De aanpak
concentreert zich op de ontwikkeling van een sociale infrastructuur. In Leeuwarden-Oost
bevindt zich een concentratie van sociale problemen en bedreigingen.. Zo is er over de
gehele linie sprake van een daling van de langdurige werkloosheid, echter in Leeuwarden-
Oost is er in een aantal wijken sprake van een stijgende langdurige werkloosheid: variërend
tussen de 11 en 15% (terwijl dit buiten Leeuwarden-Oost minder dan 10% is). Ondanks dat
er een kentering zichtbaar is, oordelen bewoners van een aantal wijken in Leeuwarden-Oost
wat betreft de leefbaarheid en veiligheid nog steeds negatiever dan de bewoners van andere
wijken.
Strategisch doel:
Het ontwikkelen van een sociale infrastructuur, zo mogelijk op wijkniveau, die de
participatie van de burgers bevordert en ondersteunt, de sociale cohesie versterkt en het
ontstaan van achterstanden voorkomt. Een dergelijke infrastructuur dient afgestemd te zijn
op de fysieke en economische infrastructuur.
Operationele doelen
Het buurtschoolconcept is in 2004 in 4 wijken gerealiseerd of in ontwikkeling.
In 2005 zal de overlast die jongeren veroorzaken in wijken gedaald zijn van 12% naar 7%.
De beoordeling van de sociale kwaliteit in Leeuwarden-Oost zal in 2004 stijgen naar 6,0 (stedelijk
gemiddelde in 1998 6,0).
Stabilisatie van de beoordeling van de sociale kwaliteit in wijken die veel nieuwe inwoners ten
gevolge van stedelijke vernieuwing zullen gaan ontvangen (uitgangspunt wijkmonitoring 1998).
Tot en met 2002: het deel van de bevolking dat slachtoffer is van (poging tot) inbraak stabiliseren
op 7%; auto-inbraak terugbrengen van 22 tot 16%; fietsdiefstal terugbrengen van 20 tot 17%;
geweldsdelicten terugbrengen van 7 tot 5% en het percentage dat slachtoffer is van vernielingen
stabiliseren op 8%.
Tot en met 2002: percentage van de bevolking (excl. binnenstad) dat zich overdag niet veilig voelt
terugbrengen van 9 naar 6%, dat zich 's avonds onveilig voelt terug brengen van 34 naar 31%.
Het percentage binnenstadsbewoners dat zich overdag niet veilig voelt terugbrengen van 8 naar
5%, en dat zich 's avonds onveilig voelt terugbrengen van 53 naar 49% (in 2002).
A chterstandbestrijding
Achterstandbestrijding richt zich op groepen Leeuwarders die op de een of andere manier
de boot hebben gemist: langdurig werklozen, jongeren zonder startkwalificatie, dak- en
thuislozen, verslaafden. Het aanbod van voorzieningen voor mensen in een dergelijke
achterstandsituatie is individueel gericht, in tegenstelling tot de hiervoor genoemde,
collectieve basisvoorzieningen.
6
Perspectiefnota Plus 2000 - 2003 - 2010
De recente monitors bevestigen dat er sprake is van een hardnekkige sociale problematiek,
een aantal cijfers1:
5.000 personen zijn afhankelijk van een bijstandsuitkering, 60% van deze
bijstandsgerechtigden is langdurig werkloos 2 jaar) en heeft weinig kansen meer op
de arbeidsmarkt (fase 4).
Eén op de 4 huishoudens in Leeuwarden moet rondkomen van een minimum inkomen.
70% van de huishoudens met een minimuminkomen kampt in meer of mindere mate
met een schuldenproblematiek.
Het aantal allochtonen in de bijstand is relatief hoog: 23%.
Wachtlijst NT2 onderwijs: 40 tot 60 met name laagopgeleide anderstaligen.
De geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand van bijstandsgerechtigden in fase 4
is in vergelijking met de gemiddelde Nederlander slecht: 50% van de ondervraagde fase
4 cliënten had gezondheidsklachten.
Ongeveer 15% van de jeugd ondervindt problemen op bij het opgroeien naar
volwassenheid (ca. 4.550 jeugdigen).
Strategisch doel:
Het voorkomen dat mensen in een achterstandsituatie raken (preventie) en het verbeteren
van de positie en het verminderen van het sociaal isolement van mensen die zich in een
achterstandsituatie bevinden (activering en uitstroom).
Operationele doelen
Ervan uitgaande dat een jaar na de invoering van de declaratieregeling 20% van de doelgroep
hiervan gebruik maakt, zal na het tweedejaar het percentage op 25% uitkomen.
Het aantal leden van de doelgroep dat gebruik maakt van bijzondere bijstand zal na twee jaar
toegenomen zijn (nieuw instrument: "categoriale bijzondere bijstand").
Het aantal bijstandsgerechtigden met schuldenproblematiek dat deelneemt aan schuld
hulpverleningsprojecten zal na twee jaar zijn toegenomen.
Alle mensen die op of vanaf 1 januari 1998 een bijstandsuitkering hadden/hebben zijn in 2002 in
beeld en er is een plan voor vastgesteld.
Voor 1.750 bijstandsgerechtigden (fase 2/3) wordt een uitstroomplan opgesteld.
In het kader van de sluitende aanpak wordt voor 1.600 jongeren een plan opgesteld; het doel is de
instroom van jongeren in de bijstand te beperken tot 400 over de periode 1998 - 2002.
Voor 400 bijstandsgerechtigden (fase 4) wordt een (lang) traject uitgezet naar werk; voor alle
overigen wordt nagegaan of een sociaal activeringstraject moet worden ingezet of een andere
vorm van sociale participatie is geïndiceerd dan wel of mensen met rust gelaten kunnen worden.
In 2002 zal het bestand aan uitkeringsgerechtigden in Leeuwarden per saldo met 1.200 zijn
afgenomen ten opzichte van het aantal op 1 januari 1998 (5.400); op basis van de in 1998
ingeschatte ontwikkelingen op de lokale arbeidsmarkt.
In 2004 zijn 20 trajecten ontwikkeld voor (kansrijke) verslaafden en 10 voor daklozen, gericht op
een vorm van betaald of onbetaald werk.
In 2004 zijn 10 kansentrajecten (deels sociale activering/WIW) aangeboden aan mensen in
crisisopvang, 10 aan Blijf-van-m'n-lijf en 10 aan zwerfjongeren.
Er wordt voorlichting gegeven over risicovol experimenteergedrag voor basis- en voortgezet
onderwijs in Leeuwarden: in 2001 op 50% van alle scholen en in 2002 op 80%.
Het percentage van de bevolking dat via het wijkmonitoringsysteem aangeeft overlast te
ondervinden van verslaafden te verminderen met 3% in 2004 (tevens operationeel doel van
"basisvoorzieningen").
In 2002 zijn alle jongeren in Leeuwarden of aan het werk, of naar school, of op een traject naar
één van beide (eveneens operationeel doel van "sociale integratie").
Tot slot
De gemeente zal bij de uitvoering van de sociale pijler een wisselende rol spelen: regisseur,
opdrachtgever, ondernemer en partner. Daar waar nodig zal zij zich actief bemoeien
(achterstandbestrijding), daar waar mogelijk streeft zij naar ontregeling en meer invloed
van de gebruikers op de voorzieningen.
1 Bron: Monitoring op wijkniveau (1998), Arbeidsmarktmonitor (1998), Onderzoek onder bijstandsgerechtigden
(1997), Kademota Jeugdbeleid (1998).
7
Perspectiefnota Plus 2000 - 2003 - 2010