De uitdaging is om een instrument in de vorm van een fonds te creëren dat het vorenstaande
realiseert c.q. optimaliseert. Maar dat tegelijkertijd ook een instrument is dat zodanig qua
structuur en opzet is, dat de beschikbare middelen geconcentreerd worden ingezet voor de
realisatie van de écht strategische projecten die noodzakelijk zijn om de politieke en
strategische doelen van Leeuwarden te bereiken. Zodat de middelen dus niet op een ad-hoc
manier en versnipperd worden ingezet voor het oplossen van allerlei incidentele
knelpunten.
2.2 Doel
Doel van het Strategisch Investerings- en OntwikkelingsFonds is het realiseren van de
strategische lange termijn doelen van de gemeente Leeuwarden door middel van duurzame,
effectieve, rendabele structuurversterkende investeringen in de:
hoofdinfrastructuur (weg, water, spoor, lucht, telecommunicatie, terminals);
economische infrastructuur (bedrijfslocaties (nieuw en revitalisering)) en
investeringen in projecten ten behoeve van voor Leeuwarden belangrijke
economische sectoren als agri-nutri, diensten, ICT, kennis, detailhandel/toerisme
(in relatie daarmee ook binnenstad);
woningmarktversterkende infrastructuur (m.n. herstructurering; er wordt namelijk
vanuit gegaan dat woningbouwlocaties zoveel mogelijk rendabel (evt. met behulp
van externe subsidiestromen) zijn qua exploitatie);
versterking van de sociale infrastructuur.
Er wordt vanuit gegaan dat de beschikbare middelen in het fonds, dat op dit moment nog
een grotendeels incidentele voeding zal krijgen, voorlopig een looptijd heeft tot 2010.
2.3 Criteria
De criteria met betrekking tot het Strategisch Investerings- en OntwikkelingsFonds zijn:
Projecten moeten passen binnen de kaders van de Toekomstvisie Leeuwarden
2030 en bijdragen aan de realisatie van de strategische doelen van Leeuwarden.
Projecten moeten in het gemeentelijk Meerjaren-OntwikkelingsProgramma (MOP
- tijdshorizon 2010) aangemerkt worden als strategisch project.
Het mag niet gaan om consumptieve bestedingen.
Het dient te gaan om eenmalige/incidentele investeringen, geen structurele inzet
van middelen (qua bestedingen).
Uitgangspunt is dat eerst alle eventueel beschikbare externe middelen (Rijk of
anderszins) voor dat doel worden ingezet, waarna eventueel een beroep gedaan kan
worden op aanvullende middelen vanuit het fonds.
Het mag niet gaan om individuele bedrijfssteun, tenzij een strategische ruimtelijk-
economische ontwikkeling door bedrijfsverplaatsing wordt mogelijk gemaakt.
Het kan gaan om voorfinanciering van investeringen om op deze wijze projecten te
versnellen. Het gaat dan om projecten die normaliter door andere overheden/
partijen gefinancierd moeten worden (b.v. in de hoofdinfrastructuur). Dit aspect
kan ook bij andere terreinen belangrijker worden bij een terugtrekkende overheid
c.q. regisserende overheid.
Ontwikkelingsprojecten op de vorenstaande terreinen.
Bij de afweging van de inzet van middelen zullen daarnaast de volgende elementen
meespelen:
Cofinanciering: er wordt naar gestreefd een zo groot mogelijke multiplier te
realiseren met behulp van de eigen gemeentelijke middelen, d.w.z. het genereren
van zoveel mogelijk externe financieringsstromen (b.v. provincie. Rijk, EU,
marktpartijen).
Versnippering van de inzet van de middelen moet worden voorkomen, het dient
dan ook te gaan om majeure investeringen van een substantiële omvang.
Bijdrage aan convenantafspraken.
38
Perspectiefnota Plus 2000 - 2003 - 2010
Er wordt bewust voor gekozen hier geen minimum-percentage te noemen, omdat
indien de gemeente een bepaald project zo bepalend en cruciaal vindt voor haar
structuurversterking en strategische ontwikkelingsrichting, ze eventueel zelfs
bereid moet zijn het totale project zelf te financieren.
Er wordt bewust voor gekozen hier geen minimum-bedrag te nomen, omdat via
een kleine gemeentelijke investeringsbijdrage soms aanzienlijke investeringen
geïnitieerd kunnen worden en omdat wellicht ook qua omvang kleinere projecten,
van essentieel belang kunnen zijn voor de structuurversterking van de stad.
2.4 Voeding
Er moet bij de voeding van het fonds natuurlijk rekening gehouden worden met criteria en
verantwoording van de bron van geldstromen die gestort worden in het fonds. Tevens moet
rekening gehouden worden met eventuele toezeggingen die er al zijn gedaan met
betrekking tot de middelen.
Om problemen met betrekking tot bepaalde geldstromen te voorkomen wordt ervoor
gekozen om vooralsnog alleen die externe middelen op te nemen die (nog) niet specifiek
geoormerkt zijn. Duidelijk is wel dat het te allen tijde om communicerende vaten moet gaan
met de andere investeringsmiddelen. Dat wil zeggen dat de middelen uit het Strategisch
Investerings- en OntwikkelingsFonds wel integraal afgewogen ingezet (moeten) worden
met de doelgerichte (externe) middelen.
Met betrekking tot de voeding van het fonds wordt eerst de basisvoeding voor het fonds
vastgesteld. In het vervolgtraject (2e helft 1999) zal onderzocht worden of het zinvol is ook
nog andere middelen op te nemen in het fonds, en zo ja welke middelen.
Duidelijk is dat er een goed rendement moet worden gehaald op de beschikbare middelen.
Het gaat immers om eenmalige majeure investeringen, waarvoor enkele zogenaamde
gemeentelijke "kroonjuwelen" (in de vorm van aandelenbezit) zijn verkocht en ingezet.
Deze middelen kunnen maar een keer worden ingezet/uitgegeven en mogen dan ook niet
"vervliegen".
Voldoen aan de geformuleerde criteria ontleent overigens niet direct een recht op de
middelen, er dient eerst nog een afweging plaats te vinden het kader van het
MeerjarenOntwikkelingsProgramma.
Basisvoeding
BRON
Incidenteel "vrij" beschikbaar
Structureel
beschikbaar
Reserve Investeringen
Economische Infrastructuur
Totale omvang: f 27.400.000,--
A1 gedane uitgaven t/m 1999: f 12.400.000,-
"Vrij" besteedbaar: f 15.000.000,—
Ontwikkelingsfonds
-
f 350.000,-
Verkoop aandelen
Frigem/EDON
Ca. f 33.800.000,"
Verkoop aandelen WLF
Ca. f 23.600.000,-
Grote Steden Beleid
p.m.
f 200.000,-
Stadsvernieuwingsfonds
(niet geoormerkte middelen)
f 9.550.000,-
f 892.000,-
Algemene Reserve
p.m.
-
TOTAAL
f 81.950.000,-
f 1.612.000,-
39
Perspectiefnota Plus 2000 - 2003 - 2010