SAMENVA TTINC
Als in zoveel andere steden, is ook in Leeuwarden de afgelopen jaren de behoefte gegroeid het
beleid voor reclame onder de loep te nemen. De directe aanleiding daarvoor was het gebleken
gebrek aan afstemming binnen de gemeentelijke organisatie bij het vernieuwen van contracten
voor het plaatsen van reclame op gemeentegrond. Maar ook een toenemend besef van ruimtelijke
kwaliteit, een toenemende vraag naar duidelijkheid en rechtszekerheid, ontwikkelingen in de
reclamewereld zelf, de golf van illegale reclames in het buitengebied en de groeiende hoeveelheid
reclame in bijvoorbeeld de binnenstad, versterkten de behoefte aan een samenhangende
gemeentelijke visie op het gebied van reclame.
Reclame is van alle tijden en is een vast onderdeel geworden in vrijwel elk stads- en dorpsbeeld.
Reclame is doorgedrongen in alle sectoren van de samenleving en is als communicatiemiddel niet
meer weg te denken uit onze maatschappij. De gemeentelijke visie is dan ook ontwikkeld vanuit het
besef dat reclame een positieve bijdrage kan leveren aan en een positieve invloed kan hebben op
de kwaliteit en de beleving van de openbare ruimte, mits op verantwoorde wijze en goed
gedoseerd toegepast. Daaruit is het algemeen uitgangspunt voor het reclamebeleid geformuleerd:
Het in samenhang en als onderdeel van de totale ruimte bevorderen van de kwaliteit, het doseren
van de hoeveelheid en een juiste situering van reclame en vormgeving van de reclame-uitingen
zelf
Het voorgestelde reclamebeleid berust op vijf pijlers. Daarbij is, afhankelijk van het gebied en de
vorm, zoveel mogelijk gezocht naar een onderlinge evenwichtigheid. De pijlers zijn:
de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde ruimte;
het beheer van de openbare ruimte;
de handhaving en de regelgeving;
de kosten en de opbrengsten;
de inpassing in de organisatie.
De gemeente speelt op het gebied van reclame in feite een dubbelrol: een publiekrechtelijke en een
privaatrechtelijke. De eerste verantwoordelijkheid heeft betrekking op de zorg voor regulering op
grond van:
ruimtelijke kwaliteit;
welstand;
verkeersveiligheid;
mogelijke overlast.
De tweede heeft betrekking op de exploitatie van de eigen openbareruimte en gebouwen, waar
een waardering in geld en/of andere wijze tegenover staat.
Het voorgestelde beleid heeft in principe alleen betrekking op die vormen van reclame die direct of
indirect zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en die in gemeentelijke regelgeving zijn te vangen.
Reclame via vliegtuigjes in de lucht, of op bussen vallen daar bijvoorbeeld niet onder.
Bij het streven naar een zo hoog mogelijke kwaliteit spelen die van het reclame-object zelf een
belangrijke rol Een aspect daarbij is de mate van hinder/overlast die kan ontstaan door de
lichtsterkte bij lichtreclame. Op grond daarvan is hel bijvoorbeeld met toegestaan reclame te