Blad 6
b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd
bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of
de woon- en leefomgeving gestelde regels.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van
toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of
aanbrengen van goederen, opschriften, aankondiging,
gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen,
die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens
als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Afdeling 3 Geldigheidsduur; weigeringsgrondennadere
regels
Artikel 3.3.1 Geldigheidsduur
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 heeft een
geldigheidsduur van 3 jaar.
2. Uiterlijk 8 weken voor het verstrijken van de hierboven
genoemde termijn dient de vergunninghouder een nieuwe
aanvraag als bedoeld in artikel 3.2.1 ingediend te
hebben
Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden
1. De vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid,
wordt geweigerd indien;
a.de exploitant - indien een rechtspersoon: de tot
vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde
natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder niet
voldoet aan de in artikel 3.2.2 gestelde eisen;
b. de vestiging of de exploitatie van de inrichting in
strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadver-
nieuwingsplan of leefmilieu-verordening;
c. er aanwijzingen zijn dat in de inrichting personen
werkzaam (zullen) zijn in strijd met artikel 250a van
het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of
krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de
Vreemdelingenwet bepaalde;
d. de aanvrager niet door het overleggen van een door
het college van burgemeester en wethouders afgegeven
geschiktheidsverklaring kan aantonen dat het bedoelde
pand voldoet aan de ex art. 3.3.3 gestelde nadere
regels
2. De vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid,
kan worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van
overlast
c. in het belang van het voorkomen of beperken van
aantasting van het woon- en leefklimaat;
d. in het belang van de veiligheid van personen of
goederen;
e. in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
f. in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;
Blad 7
g. in het belang van de arbeidsomstandigheden van de
prostitué(e)
Artikel 3.3.3 Nadere regels
Met het oog op de in artikel 3.3.2 genoemde belangen, kan
het college van burgemeester en wethouders over de
uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere
regels stellen.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie
1. De vergunning vervalt zodra de exploitant als bedoeld
in artikel 3.2.1, tweede lid, onder a, de exploitatie
van de seksinrichting feitelijk heeft beëindigd.
2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de
exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk
kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
3. De rechtsopvolger van de exploitant die binnen een week
nadat overeenkomstig het tweede lid kennisgeving is
gedaan een aanvraag om vergunning heeft ingediend als
bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, mag de
exploitatie van de inrichting voortzetten met
inachtneming van de aan de vervallen vergunning
verbonden voorschriften en beperkingen, totdat over de
aanvraag om vergunning is besloten.
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
1. Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3.2.1,
tweede lid, onder b, het beheer in de seksinrichting
feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan
binnen een week na de feitelijke beëindiging van het
beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd
bestuursorgaan
2. Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een
nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op
aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende
vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te
wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid,
aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 5 Overgangsbepalingen.
Artikel 3.5.1
1. Op het exploiteren van een bestaande seksinrichting is
het gestelde in artikel 3.2.1, eerste lid, niet van
toepassing
a. gedurende 13 weken na het in werking treden daarvan;
b. na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de
exploitant binnen deze termijn een aanvraag om
vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid,