1.4 Leeswijzer 2 LEVI 2030 2.1 De huidige positie van Leeuwarden Ten eerste het ondersteunen en versterken van de stad door het inzetten van regulier provinciaal beleid c.q. reguliere provinciale instrumenten (b.v. ook het doorsluizen van externe financieringsstromen (EU en Rijk)). Ten tweede door intensivering van het provinciale beleid door gerichte additionele investeringen en additioneel beleid. Het convenant is voor Leeuwarden een belangrijk instrument om de gezamenlijke ambities te realiseren. Overleg- en inspraaktraject Over de voornemens zoals nu opgenomen in het MOP bestaat voor het overgrote deel van de beleidsterreinen op hoofdlijnen qua beleidsrichting al commitment van externe partijen. Het gaat immers vaak om bestaand beleid, dat nu integraal wordt samengebracht in het MOP. Bij de verschillende programma's wordt aan het commitment ook apart aandacht besteed. Met name daar waar het gaat om een nieuwe beleidsrichting (maar deels ook voor andere terreinen) heeft de uitwerking van de pijlers van het MOP zoveel mogelijk in overleg met de belangrijkste partners plaatsgevonden. In dat kader is er ook zeer regelmatig overleg geweest met Rijk en provincie over het MOP. In aansluiting hierop heeft Leeuwarden nog een meer 'formeel' overlegtraject georganiseerd in september 1999 over het MOP. Het ging daarbij om de volgende partners: Overlegcommissie Duurzame Ontwikkeling Bestuurlijk Overlegplatform Stadsgewest Leeuwarden Rijksdelegatie Federatie van Woningbouwcorporaties, Stadsherstel Leeuwarden NV, St. StadsVemieuwingsKorporatie, St. Woonconsumentenbelangen Regionale bijeenkomst De Ondernemende Stad Samenwerkende Buurt Organisaties (SBO) Adviesgroep Cultuur Provincie Fryslan Welzijns-, zorg- en onderwijsinstellingen, Arbeidsvoorziening Noord-Nederland Platform Financiële Dienstverlening Leeuwarden Overlegcommissie Bedrijfsleven Stuurgroep Westergo-zone Strategisch HBO-beraad Openbaar Ministerie en Politie In dit formele overlegtraject is aan de betrokken partners gevraagd of men de gekozen ontwikkelings- en beleidsrichting van het MOP kan onderschrijven en ondersteunen. Er is nog geen financieel commitment van de betrokken partijen gevraagd. Van 1 september tot en met 20 september 1999 heeft er bovendien nog een inspraaktraject gelopen met betrekking tot het MeerjarenOntwikkelingsProgramma. In de separate notitie 'MeerjarenOntwikkelingsProgramma - overleg- en inspraaktraject' zijn de uitkomsten van de beide trajecten weergegeven. 2 september 1999 9 september 1999 13 september 1999 15 september 1999 16 september 1999 20 september 1999 20 september 19999 23 september 1999 1999 1999 23 september 27 september 28 september 1999 30 september 1999 uitgereikt/schriftelijk u i tgerei kt/schri ftel ijk In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de Leeuwarder visie op 2030. De uitgangssituatie en het toekomstperspectief worden geschetst. De verschillende gemeentelijke beleidsclusters zijn in dit MOP verdeeld over drie pijlers: een economische pijler, een fysieke en een sociale. Voor de beschrijving van de inspanningen is dit een werkbare indeling. De programma's in de verschillende pijlers dienen echter samenhangend te worden uitgevoerd. Economische, sociale en fysieke vitaliteit hangen immers nauw met elkaar samen. Hoe deze samenhang eruit ziet, wordt beschreven in hoofdstuk 3. De afzonderlijke ontwikkelingsprogramma's voor de Economische, Fysieke en Sociale Pijler worden daama beschreven in hoofdstuk 4, 5 en 6. In elke pijler zijn meerdere programma's te ontscheiden. Voor elk programma wordt een analyse van de huidige situatie gegeven en een strategisch doel geformuleerd, vervolgens worden de werkwijze en operationele doelen geschetst en het commitment en de beschikbare c.q. benodigde financiële middelen beschreven. Daar waar mogelijk worden de dwarsverbanden aangegeven. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de randvoorwaarden die de te behalen resultaten in de drie 'inhoudelijke' pijlers mogelijk moeten maken. Het draait hier om strategische en operationele doelen met betrekking tot de gemeentelijke organisatie. In hoofdstuk 8 wordt aangegeven hoe Leeuwarden de ontwikkeling en uitvoering van het MOP inbedt in haar organisatie. Projectmatig en wijkgericht werken komen hier aan de orde, evenals de wijze van monitoring en verantwoording (indicatoren - de uitwerking hiervan wordt gemaakt in bijlage C). Afgesloten wordt met hoofdstuk 9 over de financiën. In bijlage A wordt bovendien nog een kaartbeeld weergegeven waarop de belangrijkste ontwikkelingsgebieden in Leeuwarden staan aangegeven. Regiodynamiek en (inter-)nationale rust Leeuwarden heeft twee hoofdfuncties die elkaar versterken. De ene hoofdfunctie is Leeuwarden primair als dynamische stad van en voor Fryslan, met alle centrumfuncties die daar bij horen. De andere hoofdfunctie heeft te maken met de bovenregionale setting van de stad als stedelijk knooppunt en tweede stad van het Noorden in een nog landelijke omgeving als oase van rust om in te wonen, te werken en te recreëren. Leeuwarden heeft een Middeleeuws stadshart waar zich een groot aantal stedelijke functies op loopafstand van elkaar bevinden. In tegenstelling tot de meeste steden in het westen en zuiden van Nederland heeft de stad nog volop ruimte om de centrumfuncties te faciliteren. Zo kan een voldoende aantal woningen worden gebouwd van de gewenste kwaliteit en is er ruimte om te experimenteren met werklandschappen waarin een combinatie van wonen en werken mogelijk is. De unieke combinatie van een compact stadshart en een ruimte en kwaliteit biedende stadsomgeving vormt een potentie die kansen biedt en die ook voor de toekomst zal moeten worden behouden bij het verder ontwikkelen van de stad. Zo'n ruimtelijk concept maakt Leeuwarden tot een Friese en noordelijke stad in plaats van een willekeurige stad in Nederland. En maakt ook dat de stad op woongebied de concurrentie van suburbane kernen rondom de stad beter aankan. Beide hoofdfuncties zijn reeds nu herkenbaar en er bestaat een breed draagvlak om ze op zijn minst te behouden en daar waar mogelijk op een gerichte wijze te versterken. Sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen Samengevat kunnen de volgende sterke en zwakke punten van Leeuwarden worden benoemd: STERKE PUNTEN ZWAKKE PUNTEN Provinciale centrumfunctie Inbedding in Fryslan Historische binnenstad Enkele grote bedrijven Enkele sterke sectoren: agri-nutri (handel, diensten kennis) en financiële diensten Onderwijs-/kenniscentrum Aanwezigheid van "stedelijke' ruimte om de stad (ruimte voor keuzen) Omvangrijk arbeidsreservoir Doenersmentaliteit Eigen (Friese) identiteit en cultuurhistorische achtergrond Onvoldoende massa om alles te kunnen Onvoldoende imago (economie, cultuur) Sterk in de, qua werkgelegenheid, krimpsector voedings- en genotmiddelenindustrie Besliscentra elders Hoge werkloosheid Duale stad Weinig financiële speelruimte Al met al lijkt de huidige positie van Leeuwarden nog niet onverdeeld gunstig. De aanwezige potentie levert echter de basis voor een positieve kijk op de toekomst. De financiële service-sector en het agri-nutri-complex bieden, samen met de kennisinstellingen, de informatie- en communicatietechnologie (ICT) en de call-centers, kansen voor de ontwikkeling van een gespecialiseerd economisch centrum en voor de groei van bedrijvigheid. Ook de (relatieve) afwezigheid van congestie, de nabijheid van water en groen (inbedding binnen Friesland) en de aanwezigheid van een monumentale binnenstad bieden onmiskenbaar kansen. Het Leeuwarden van de toekomst zal zijn fundamenten vinden in de bestaande situatie, een aantal niet- beïnvloedbare trends en keuzen plus investeringen in ambities. Om aan te geven hoezeer de bestaande situatie invloed uitoefent op de toekomst: in 2030 zal ruim 60% (en misschien meer) van de woningvoorraad bestaan uit woningen die nu reeds zijn gebouwd! In kwalitatieve zin valt te verwachten dat de eisen aan woningen zullen veranderen door onder andere een flink gegroeid aantal ouderen (trend), dus nu is reeds bekend dat de woningbouwopgave groot zal zijn. Daarnaast is de onmiskenbare trend waarneembaar dat de kwaliteitseisen die aan het wonen gesteld worden, stijgen. Ook daarom zal in de bestaande bebouwing zwaar moeten worden geïnvesteerd (ruimtelijk en volkshuisvestelijk/bouwkundig), de herstructureringsopgave. 9

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1999 | | pagina 172