De Merodestraat (met grote industriële werkgevers als Friesland Coberco Dairy Foods, Koopmans Koninklijke
Meelfabrieken en Thomassen Drijver Verblifa), omgeven door een woonwijk (Leeuwarden-Oost).
Leeuwarden-West (115 ha. groot; met ca. 3.600 arbeidsplaatsen).
Revitalisering van deze terreinen houdt niet alleen een kwalitatieve upgrading van de ruimte, gebouwen en
infrastructuur in, maar veelal ook complexe bedrijfsveiplaatsingen. Op het gebied van kantoorlocaties is een
belangrijk gebied voor revitalisering c.q. herontwikkeling de zone FEC-City (zie hiervoor). Natuurlijk zijn er
eventueel ook nog maatregelen nodig met betrekking tot separate bedrijfslocaties, om zo andere ruimtelijke
ontwikkelingen mogelijk te maken en/of de leefbaarheid te verbeteren.
Arbeidsmarkt
Op de toekomstige arbeidsmarkt dreigt een tekort aan personeel te ontstaan (kwalitatief en kwantitatief), die de
economische groei kan gaan belemmeren. Het tijdig inspelen op een dergelijke ontwikkeling en een oplossing
daarvoor zoeken, kan een regionaal concurrentievoordeel opleveren. Er is in een aantal gevallen een discrepantie
tussen hetgeen de arbeidsmarkt op een bepaald moment vraagt qua personeel en wat er door scholingsinstituten
wordt aangeboden.
Voor een analyse van beroepsbevolking, opleidingsniveau, samenstelling van de arbeidsreserve, etc. in
Leeuwarden wordt kortheidshalve verwezen naar de in de Sociale Pijler opgenomen analyse (onderdeel
Achterstandbestrij ding)
Starters - zelfstandig ondernemerschap
Het beeld voor wat betreft starters (ingeschreven bij de Kamer van Koophandel), overige oprichtingen en
bednjfsopheffingen in Leeuwarden in de jaren 1997 en 1998 ziet er als volgt uit (in aantal en werkgelegenheid):
1997
1998
Starters Aantal
Werkgelegenheid 15 uur/week)
286
328
284
338
Overige oprichtingen Aantal
(nevenvestigingen, etc.) Werkgelegenheid (>15 uur/week)
164
224
160
338
Bedrijfsopheffingen Aantal
Werkgelegenheid 15 uur/week)
216
706
221
569
Bron: Kamer van Koophandel Friesland.
Onbekend is voor Leeuwarden hoeveel starters er onder de opgeheven bedrijven zitten. Op basis van provinciale
cijfers wordt geschat dat in Leeuwarden minimaal 60% van de startende bedrijven binnen twee jaar sterft.
Nationaal en in Friesland overleeft 82% het eerste levensjaar. In Friesland ging het 'overlijden' van 18% van de
startende vestigingen gemoeid met een verlies aan werkgelegenheid van 14%.
Per saldo zijn er in 1997 195 inschrijvingsverplichte vestigingen bijgekomen (waarvan 156 met een arbeidsplaats
van minimaal 15 uur per week). Dit ten gevolge van startende bedrijven maar ook door nieuwe nevenvestigingen
(164). Door het opheffen van met name een paar grotere bedrijven nam het aantal arbeidsplaatsen (15 uur per
week en meer) in dat jaar met 154 af, ondanks een bijdrage aan de werkgelegenheid van 224 arbeidsplaatsen
door overige oprichtingen (nieuwe nevenvestigingen). In 1998 neemt per saldo het aantal vestigingen met 223
toe (waarvan 196 met een arbeidsplaats van minimaal 15 uur per week) en groeit de werkgelegenheid met 107
arbeidsplaatsen, mede ten gevolge van 338 arbeidsplaatsen geschapen door 160 'nieuwe nevenvestigingen'. Dit
volgens de registratie van de Kamer van Koophandel. Die registratie omvat overigens alleen bedrijven met
inschrijvingsplicht, dit is 70% van alle bedrijfsvestigingen in Leeuwarden.
De bijdrage van starters aan de groei van de werkgelegenheid op korte termijn kan alleen geschat worden. Het
korte termijn-effect (1 jaar) kan op basis van de 'Friese overlevingskans werkgelegenheid' voor Leeuwarden
geraamd worden op:
1997: 0,86 x 328 282 arbeidsplaatsen
1998: 0,86 x 338 290 arbeidsplaatsen
Hierbij is er vanuit gegaan dat starters het eerste jaar nog geen nieuw personeel in dienst genomen hebben. De
bijdrage van andere oprichtingen in de groei van de werkgelegenheid wordt voor het jaar 1997 op zo'n 200
geschat en voor het jaar 1998 op zo'n 300, dit onder de aanname dat overige oprichtingen een hogere
overlevingskans hebben dan starters. Het langere termijn effect is moeilijker te bepalen. Onbekend is hoe snel
starters groeien. Wel is bekend dat na twee jaar 60% van de starters weer verdwijnt met daarbij een verlies aan
werkgelegenheid.
Tenslotte kan worden gesteld dat het aantal nieuwe bedrijven met inschrijvingsplicht in 1997 en 1998 per saldo
fors toegenomen is. De bijdrage van starters en overige oprichtingen aan de Leeuwarder werkgelegenheidsgroei
is voor zover bekend (groei van de vestigingen in een jaar is niet direct bekend) beperkt gebleven tot circa 500 a
600 banen op jaarbasis. De bestaande inschrijvingsplichtige bedrijven samen met niet inschrijvingsplichtige
bedrijven (o.a. overheid) zijn verantwoordelijk geweest voor de rest van de Leeuwarder werkgelegenheidsgroei.
20
Zoals aangegeven, is de registratie door Kamer en provincie niet dusdanig, dat er harde gegevens over de
ontwikkelingen per branche of achtergrond van de werknemer (opleiding, etniciteit) te geven zijn; nieuwe
inschrijvingen gaan bovendien in een onbekend aantal gevallen ten koste van bestaande werkgelegenheid. Wat
de impact is op de totale economische groei, is evenmin aan te geven. Onderbouwing van branche- en doelgroep
gerichte selectie ten behoeve van beleid is daarmee momenteel onvoldoende.
Kennis - beroepsonderwijs
Leeuwarden biedt een compleet pakket voortgezet onderwijs aan, waarvan het verzorgingsgebied beduidend
groter is dan de gemeente zelf. Ongeveer de helft van de leerlingen is afkomstig uit de omliggende gemeenten.
In het hoger onderwijs reikt de centrumfunctie veel verder dan de regio (een landsdelige functie). In Leeuwarden
bevindt zich een sterk HBO-cluster, bestaande uit drie hogescholen: de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
(NHL), de Christelijke Hogeschool Noord-Nederland (CHN) en het Van Hall Instituut. De CHN is in 1999
uitgeroepen tot de beste HBO-instelling in Nederland. Op deelgebieden zet Leeuwarden nationaal de toon: onder
andere levensmiddelentechnologie, diermanagement, agro-logistiek en milieutechnologie. Niet toevallig zijn
deze deelgebieden gerelateerd aan het, in Leeuwarden sterk vertegenwoordigde, agri-nutri cluster. De NHL
vervult voor opleidingen op het gebied van zakelijke/financiële dienstverlening/ICT en overheidsmanagement
een spilfunctie. Op het gebied van hotel- en service-management geniet de CHN landelijke faam. De Leeuwarder
kennisinstellingen ontplooien naast hun opleidingstaken ook activiteiten op het gebied van onderzoek,
consultancy en post-HBO-opleidingen. In Leeuwarden bevinden zich overigens ook vestigingen van de RU
Groningen en TU Twente. Onderwijs, kennis en economie lijken op dit punt een logisch vertrekpunt voor
verdere ontwikkeling van kennisclusters. In potentie heeft Leeuwarden een sterk onderwijs- en (toegepast)
kenniscentrum, maar het is wel versnipperd over zeer veel instituten.
In totaal tellen de HBO-instellingen ruim 14.000 studenten (inclusief deeltijd). De laatste 10 jaren is zowel het
aantal leerlingen/studenten als ook het aantal arbeidsplaatsen in het onderwijs flink gegroeid. Het aandeel
studenten ten opzichte van de totale bevolking van Leeuwarden is met 20% zeer hoog (overigens wonen 5.000
van de 14.000 echt in de stad) en dit zorgt voor een in vergelijking met veel andere steden dynamische,
levendige, jeugdige atmosfeer. Leeuwarden is overigens al meerdere malen door de studenten aangewezen als
meest aantrekkelijke HBO-stad in Nederland. Naast het HBO herbergt Leeuwarden ook de hoofdvestigingen van
zeer omvangrijke Regionale Opleidings Centra (ROC's), waaraan eveneens duizenden leerlingen (MBO: ruim
9.000 studenten) en docenten verbonden zijn. Ook deze ROC's weten hoe kennis in de praktijk moet worden
toegepast. Vermeld moet worden dat het Friesland College is uitgeroepen tot meest innovatief ROC (van
Nederland). Het bedrijfsleven m de regio maakt op dit moment echter nog te weinig gebruik van de aanwezige
kennisinfrastructuur in de regio, b.v. als het gaat om kennistransfer en toegepaste research development. Gelet
op de internationalisering en ontwikkeling tot kenniseconomie, zijn juist export, innovatie, research
development en technologische ontwikkeling van levensbelang voor een vitaal bedrijfsleven.
Als gevolg van de bevolkingssamenstelling, krijgen de scholingsinstituten (landelijke trend) echter in de
toekomst te maken met een teruglopend aantal studenten. Deze ontwikkeling is een bedreiging voor
scholingsinstituten. Daarnaast is er echter een groeiende schohngs- en opleidingsbehoefte in de samenleving te
constateren, met name scholing van werkenden (concepten als 'life-long-leaming' en 'employability') en
volwassenen. Willen scholingsinstituten overleven, dan zullen ze hier op in moeten spelen met innovatieve
scholings- en opleidingsconcepten.
Vanuit het ministerie van OC&W wordt landelijk gestreefd naar meer samenwerking tussen HBO-instellingen
om sterker te kunnen staan naar de toekomst en toekomstige ontwikkelingen toe. Voor de Leeuwarder
instellingen geldt dat hiervoor wordt gekeken naar een noordelijke samenwerking.
Strategische doel(en):
Versterking van de werkgelegenheidsstructuur door middel van het stimuleren van de
werkgelegenheidsgroei en het terugdringen van de werkloosheid.
Het realiseren van een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsklimaat.
Het versterken van de aansluiting tussen scholing en arbeidsmarkt.
Het versterken en beter benutten van de kennisinfrastructuur in Leeuwarden.
Het versterken van de regionale verankering van het MBO.
Het versterken van de landsdelige functie van Leeuwarden als HBO-stad.
Werkwijze
Om voor de (middel-)lange termijn de geschetste ontwikkeling te consolideren en uit te bouwen dient in de
Economische Pijler vooral gekeken te worden naar waar de kansen liggen voor Leeuwarden, met als resultaat
een robuuste economie, die voldoende weerstand heeft en kan inspelen op veranderende omstandigheden.
21