Strategisch doel:
Het realiseren van een duurzame ontwikkeling van Leeuwarden, waarbij een schone, gezonde en leefbare
gemeente nu en in de toekomst het uitgangspunt is.
Werkwijze
De eerste insteek van Leeuwarden met betrekking tot duurzaamheid en milieu is natuurlijk een adequate
uitvoering van de (wettelijke) milieutaken. Naast het uitvoeren van de wettelijke taken zal het milieubeleid nog
meer als integraal onderdeel gaan fungeren bij de planontwikkeling in een vroegtijdig stadium. Het vormt een
onderdeel van specifieke plannen, maar het kan ook in projectmatige vorm als input dienen voor een
kwaliteitsverbetering van het leefmilieu (bijvoorbeeld duurzaam bouwen, energiebeleid en het in gang gezette
waterproject). Investeringsplannen worden op een duurzame wijze ingevuld waarmee de behoefte van
toekomstige generaties in de besluitvorming betrokken wordt.
Voor de stedelijke planontwikkeling betekent dit dat er rekening gehouden wordt met milieuaspecten. Dit komt
tot uiting in het scheppen van voorwaarden om de fysieke leefomgeving (bodem, water, lucht en geluid) en de
gezondheid van de burgers te beschermen waarbij zodanig met de wettelijke regels wordt omgegaan dat er een
maatschappelijk maximaal rendement wordt behaald.
Een goed voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van het instrument 'Actief Bodembeheer', maar ook de
Modernisering Instrumentarium Geluid (MIG) stelt de gemeentelijke overheid in staat om een eigen beleid vast
te stellen zodat de regels geen doel op zich meer zijn. Met een dergelijk instrumentarium kunnen ongewenste
situaties worden voorkomen en procedures sneller en goedkoper worden doorlopen.
Om het aspect duurzaamheid zichtbaar en operationeel te maken is een gemeentelijk samenhangend kader nodig
met heldere en meetbare indicatoren. Volgens de planning zal dit kader in 2000, als onderdeel van het 3e
Milieubeleidsplan van Leeuwarden, opgesteld worden. De intentie is om dit te doen in de vorm van een centrale
visie op duurzame ontwikkeling in Leeuwarden, waarbij per beleidsveld duurzaamheiddoelen geformuleerd
worden.
Wanneer zich buiten het wettelijk kader om kansen voordoen om (innovatief) milieubeleid te voeren op
bijvoorbeeld het terrein van de economie of op het terrein van wonen, worden deze samen met betreffende
beleidsvelden beoordeeld en zo mogelijk opgepakt. Op het terrein van duurzaam bouwen (zie ook het onderdeel
Woningmarkt) en energie zijn al diverse projecten uitgevoerd en liggen er kansen voor de komende jaren.
Op dit moment wordt in dit kader samen met externe partners het project 'Blauwe Diamant - Watervisie
Leeuwarden' ontwikkeld. In dit project worden meerdere gemeentelijke doelen gecombineerd, zoals
duurzaamheid, toerisme/recreatie, economie, riolering, ruimtelijke ordening, binnenstad en stedelijke
vernieuwing. In het project worden doelen van gemeente, provincie en waterschappen zoveel mogelijk
gecombineerd (zie ook het onderdeel Omgevingskwaliteit). Voorkomen moet worden dat de inzet van
Leeuwarden echter te ad hoe en projectmatig gericht is, een meer structurele en geïntegreerde aanpak voor de
toekomst staat voorop.
Bodem
Landelijke beleidsvernieuwing. Inmiddels is een beleidsvemieuwingsoperatie (Bever) op gang gekomen. Daarin
wordt via drie clusters van onderwerpen gewerkt aan een soepeler verlopende en goedkopere bodemsanerings
operatie. De kernbegrippen daarin zijn:
integrale saneringsdoelstelling (afwegingsproces sanenngsdoelstelling - functiegericht saneren en beheer
[restjverontreiniging);
een slagvaardige overheid (taakverdeling en samenwerking, kennisontwikkeling en -transfer, overgangsbeleid,
pragmatische aanpak en actief bodembeheer, monitoring, wijziging bijdrageregeling, decentralisatie kostenverhaal);
externe integratie en marktdynamiek (gebiedsgerichte en geclusterde aanpak, integratie in maatschappelijke activiteiten,
vernieuwing financieel instrumentarium gericht op gemengde financiering, verbetering juridisch instrumentarium).
Deze landelijke operatie werpt de eerste vruchten af. Veel producten die van grote invloed zullen zijn op de
werkwijze in de komende jaren moeten echter nog tot stand komen, zijn in discussie of zojuist (in concept)
vrijgegeven.
Gemeentelijk beleid. Leeuwarden wacht deze ontwikkelingen niet slechts af. Om het lokale beeld te completeren
en de eerder genoemde kaartlagen te verfijnen krijgt het pilot-project 'actief bodembeheer' in 1999 een vervolg.
Daarover zijn reeds (financiële) afspraken met de provincie gemaakt. Tevens zijn er gemeentelijke middelen
voor gereserveerd. Dit zal mede de basis vormen voor de voor 2004 gestelde NMP-doelstelling (Nationaal
Milieu Plan) om te komen tot een totaalbeeld. Het is een illusie te veronderstellen dat dit beeld tot stand komt
door concreet bodemonderzoek op alle (mogelijk) verontreinigde locaties.
60
Aanvullend zal geprofiteerd worden van branchestudies in het provinciaal Bijzonder Inventariserend Onderzoek
(BIO), Bever - deelproject C7 (operationalisering NMP-doelstelling) en kentallen die door VROM worden
ontwikkeld om met een beperkte basis (deskstudie of verkennend bodemonderzoek) toch bodemsaneringskosten
te kunnen ramen.
De informatie, die in het pilot-project 'actief bodembeheer' gegenereerd is, faciliteert de bodemsanerings
operatie, deels op termijn, op de volgende vlakken:
informatiebeheer (onder andere loketfunctie, omvanganalyse)
ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld planontwikkeling, onderzoeksplicht woningwet)
saneringsbeleid (keuze saneringsvarianten, verantwoorde terugsaneerwaarde)
hergebruikbeleid (onder meer hergebruikmogelijkheden grond, beheer grondstromen)
Randvoorwaarden. Vooralsnog blijft de Wet bodembescherming (Wbb) in haar huidige vorm van kracht. De
spilfunctie is daarin toegekend aan provincies, zij zijn veelal bevoegd gezag. Gedoog-, onderzoeks- en
saneringsbevelen, kostenverhaal in geval van onrechtvaardige verrijking; het zijn allemaal zaken waarvoor de
gemeente bij andere overheden aan dient te kloppen. Mede daardoor is het prematuur in deze fase tot
grootschalige middelen- en taakoverdracht over te gaan.
Op projectniveau is en blijft het voor gemeenten mogelijk (op basis van artikel 53 in de Wbb) belast te worden
met de uitvoering van bodemonderzoek en sanering. Waar dit leidde tot een effectieve en doelmatige aanpak
heeft Leeuwarden op deze basis gewerkt en zal dit ook blijven doen.
De Wbb gaat in al haar facetten nog altijd uit van een project-(gevals-)benadering. De randvoorwaarden die door
het ISV worden gesteld worden aan de bodemparagraaf gaan eveneens nadrukkelijk uit van een project-(gevals-)
benadering met een grote mate van gedetailleerdheid. Wat is de ernst en omvang van de verontreiniging, is er
een veroorzaker aan te spreken, hoe wordt de locatie ingericht (gepland gebruik en de mate van grondverzet zijn
bepalende factoren bij functiegerichte sanermgen) en welke bijdrage wordt door derden (projectontwikkelaar,
eigenaar) geleverd zijn de te beantwoorden vragen. Dit vormt een belangrijk knelpunt in de afstemming van de
bodemparagraaf en het resterende MOP.
Het MOP is een ambitieus programma, dat procesmatig van aard is en een relatief hoog abstractieniveau (met
name maatregelen) heeft. Dat betekent dat nog geen keuzen (qua concrete percelen) zijn gemaakt en dat plannen
nog verder ontwikkeld moeten worden tot detail- c.q. locatieniveau.
Een ander knelpunt, tot slot, vormt het gegeven dat zeer belangrijke onderdelen van de bodemproblematiek op
voorhand zijn uitgesloten van het ISV bodembudget: waterbodemverontreiniging, landelijk gebied, branche-
aanpak (bijv. NS, bouwnijverheid, wegtransport, Defensie) en omvangrijke gevallen (f 10 miljoen+ projecten).
ISV-tijdvak 2000-2004. Gegeven het ingezette traject 'actief bodembeheer', het abstractieniveau van het MOP,
de juridische en financiële status-quo van Wbb en ISV, maar anderzijds de huidige mogelijkheden en positieve
ervaringen wordt de reeds ingezette samenwerking met de provincie geïntensiveerd en waar mogelijk
uitgebouwd. Voor de goede orde, naast een bescheiden ISV-claim (zie onder middelen), zal Leeuwarden
voorlopig blijven werken met een bodemparagraaf in het jaarlijkse Milieu-UitvoermgsProgramma (MUP).
Tevens zal het (nieuwe) gemeentelijk bodembeleid een integraal onderdeel vormen van het milieubeleidsplan
wat in 2000 tot stand gaat komen. Dat laatste zal veel meer omvatten dan strikt binnen IS V-kader van belang is
(bodemaspect in milieuvergunningen, beleid ten aanzien van de woningwet, etc.).
Het geleidelijk en slechts gedeeltelijk ombouwen van een jaarprogramma naar een meerjarenprogrammering
zoals het ISV deze kent zal daarin een belangrijke factor vormen. Indien mogelijk zal het jaarlijkse ijkmoment
voor het ISV-programma worden aangegrepen hiermee een aanvang te maken.
Uiteindelijk zal het gemeentelijk IS V-bodemprogramma aan de volgende voorwaarden voldoen:
Inzicht in het totaalbeeld van de bodemverontreimgingsprobiematiek.
Inzicht in het tempo waarin de bodemverontreiniging aangepakt wordt in relatie met het gemeentelijk
ontwikkelingsprogramma en de NMP 3 -doelstelling.
Een indicatieve raming van de saneringskosten.
Een uitgewerkte financieringsmethodiek.
In de landelijke notitie ISV bodem (24 augustus 1999) wordt de gedetailleerdheid van het ISV-ontwikkelings-
programma afgezet tegen het totaalbeeld van de bodemkwaliteit. Hierin wo^en 4 procesvarianten
onderscheiden:
61