6.3 Werk en inkomen
Naast fysieke vernieuwing is sociale integratie een belangrijk thema bij de stedelijke vernieuwing. Dit
vernieuwingsproces zal zich vooral gaan afspelen in de achterstandswijken van Leeuwarden Oost. Bewoners van
een wijk worden maximaal betrokken bij zowel de 'fysieke' als de 'sociale' aanpak.
Bij de sociale aanpak op wijkniveau gaat het om een geïntegreerde aanpak van verschillende problemen van
leefbaarheid, veiligheid, overlast, langdurige werkloosheid en armoede.
Of professionele begeleiding (opbouwwerk) van deze platforms nodig is en hoe dat dan vorm zou moeten
krijgen zal in de praktijk duidelijk moeten worden.
Sociale gebiedsgerichte aanpak
De wijken in Leeuwarden-Oost vormen het interventieniveau waarop maatregelen worden genomen die de
sociale integratie bevorderen. Waar mogelijk worden deze maatregelen in samenhang met fysieke
verbeteringsmaatregelen genomen. Bewoners van een wijk worden maximaal betrokken bij zowel de 'fysieke'
als de 'sociale' aanpak. Bij de sociale aanpak op wijkniveau gaat het om een geïntegreerde aanpak van
verschillende problemen van leefbaarheid, veiligheid, overlast, langdurige werkloosheid en armoede.
Gebleken is dat wijken waar wel de fysieke omgeving is verbeterd, maar te weinig aandacht is geweest voor de
sociale kant, na verloop van tijd ook in fysiek opzicht weer verslechteren.
In de verschillende paragrafen van de sociale pijler en de fysieke pijler is aangegeven welke sociale aspecten op
wijkniveau worden opgepakt. In het navolgende worden kort de belangrijkste elementen van de sociale
gebiedsgerichte aanpak beschreven, voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de desbetreffende
paragrafen. Uitgangspunt voor de sociale gebiedsgerichte aanpak is dat aangesloten wordt bij bestaande
structuren en activiteiten (zoals de wijkaanpak en stedelijke vernieuwing).
Werk en inkomen (paragraaf 6.3). Waar het er om gaat beleid te ontwikkelen voor nieuwe doelgroepen of
nieuwe instrumenten, kiest de gemeente Leeuwarden voor een experimentele aanpak gekoppeld aan de
wijkaanpak. Op twee terreinen lopen er experimenten, te weten kennisvergroting doelgroep fase 4 en sociale
activering en de sluitende aanpak volwassenen.
Educatie en participatie (paragraaf 6.4). Een belangrijke voorziening met het oog op sociale integratie is de
vestiging van enkele Buurtscholen in een aantal Leeuwarder wijken. Omwille van de beheersbaarheid is gestart
in twee wijken: Vrijheidswijk en Heechterp/Schienngen. Daarnaast zal het jongerenwerk flexibel in de wijken
worden ingezet, waarbij in principe elke jongere gebruik kan maken van de diensten van het jongerenwerk.
Verder is er een plan in de maak om kinderopvang meer wijkgericht te gaan inzetten is en zal, gezien de
groeiende wachtlijsten voor de 'opstapcursussen Nederlands' op wijkniveau, de activiteit voor oudkomers
geïntensiveerd worden
Leefbaarheid en veiligheid (paragraaf 6.5). Momenteel wordt gewerkt aan een (integraal) veiligheidsplan voor
de middellange termijn (tot 2004), hieraan worden wijkveiligheidsplannen gekoppeld.
Stedelijke vernieuwing (paragraaf 5.2). In het kader van de stedelijke vernieuwing worden plannen opgezet voor
de stadsdelen met prioritaire projecten, maar ook voor de stadsdelen die, gezien hun woningmarktpositie,
aandachtsgebied zijn (Oost en Noord-Oost). Voor deze nieuwe integrale werkwijze zal het wijkmanagement een
methodiek ontwikkelen. De bouwstenen van dergelijke plannen kunnen zijn een sociaal plan, een sociaal
rugzakje', algemene bewonersondersteuning, fysiek beheer en handhaving.
Doelgroepen
Het Leeuwarder achterstandsbeleid richt zich op dezelfde groepen die door de commissie Etty zijn genoemd.
Overigens leidt de keuze om in het lokaal sociaal beleid rekening te houden met specifieke groepen burgers in
een achterstandssituatie er toe dat niet langer behoeft te worden vastgehouden aan het oude doelgroepenbeleid.
In het oude doelgroepenbeleid werden beleidsmaatregelen ontwikkeld gericht op generieke doelgroepen zoals
vrouwen, ouderen, allochtonen. In het lokaal sociaal beleid is niet langer bepalend of iemand bepaalde
'groepskenmerken' heeft, maar of iemand zich in een achterstandssituatie bevindt. Er worden zoveel mogelijk
specifieke maatregelen ontwikkeld om deze achterstand te verminderen. Daarbij wordt er op toe gezien - onder
meer met behulp van monitoring - dat de 'oude' doelgroepen daarvan evenredig gebruik maken. Blijkt dat niet
het geval dan kan worden bezien of speciaal op de doelgroep gerichte maatregelen nodig zijn.
Om achterstandsgroepen een adequaat aanbod te bieden waarmee zij in staat worden gesteld hun positie te
verbeteren, dient de gemeente actief haar regierol invulling te geven. De aanpak verschilt per achterstandsgroep
en varieert van preventieve activiteiten voor risico-jongeren tot het bieden van niet-vrijblijvende kansen aan
daklozen en verslaafden.
Met bijzondere aandacht voor kansarme allochtonen en nieuwkomers wordt rekening gehouden in onder meer
het arbeidsmarktbeleid en in het onderwijs. Maar ook daar geldt, dat in plaats van algemene maatregelen
uitgegaan wordt van 'maatwerk' dat is toegesneden op een persoonlijke benadering waarin de wensen en
mogelijkheden van betrokkenen centraal staan. Daarvoor worden in gesprekken en met behulp van
onderzoeksinstituten de specifieke problemen in kaart gebracht en passende maatregelen en projecten
ontwikkeld.
72
Commitment
Over het commitment kan in algemene zin gezegd worden dat in het overleg 'welzijnsvoorzieningen lokaal
sociaal beleid' overleg heeft plaatsgevonden en zal plaatsvinden met een groot aantal instellingen over de
welzijnsitems in de drie domeinen van de Sociale Pijler. Over een aantal onderdelen van de Sociale Pijler
kunnen nog specifiek de volgende opmerkingen gemaakt worden:
Over vrijwel alle onderwijsitems vindt overleg plaats binnen het van rijkswege voorgeschreven zogenaamde 'op
overeenstemming gerichte schoolbesturenoverleg'. Deze twee jaar geleden in Leeuwarden gestarte
overlegstructuur, waarin alle Leeuwarder schoolbesturen op het gebied van het primair (i.e. basis- en speciaal)
onderwijs en secundair onderwijs (inclusief de ROC's) participeren functioneert goed.
Wat betreft het HBO (zie de Economische Pijler) wordt voortdurend overleg gevoerd met alle relevante
betrokkenen, te weten de besturen en directies van de hogescholen, de provincie en de studentenverenigingen.
Met de studentenverenigingen vindt het overleg onder meer plaats via het Interbestuurlijk Overlegorgaan
Studentenverenigingen (IBOS). Met betrekking tot 'Sturen op kwaliteit' vinden gespreksrondes plaats met het
onderwijsveld en met de welzijnsinstellingen over de uitgebrachte discussienota. In een eind september te
houden eerste afsluitende werkconferentie zal tevens aandacht worden geschonken aan de overlegstructuur voor
de toekomst teneinde wensen en behoeften vanuit de gemeentelijke regiefunctie goed af te stemmen op die van
de 'gebruikers'. Alle partners in het Buurtschool-concept (ouders, leerlingen, scholen, instellingen en de onlangs
ter zake ingestelde wijkprojectgroepen) zijn door middel van een Startdocument uitgenodigd om op een
interactieve wijze het project 'Buurtscholen' gestalte te geven. Over de Volwasseneneducatie vindt regelmatig
(vaak ook bilateraal) overleg plaats tussen alle betrokkenen ('aanbieders' en 'gebruikers') om wensen en
behoeften vanuit de gemeentelijke regiefunctie goed op elkaar af te stemmen.
De operationele doelen die betrekking hebben op het veiligheidsbeleid zijn in nauw overleg met de partners
binnen het driehoeksoverleg opgesteld. Het Integrale Veiligheidsplan dat in voorbereiding is, zal ook in overleg
met de betrokken partners worden opgesteld.
Over de schuldhulpverlening zal overleg plaatsvinden met de stuurgroep van het project overkreditering. De
categoriale bijzondere bijstand is een onderwerp dat met het cliëntenplatform besproken zal worden. De
hoofdlijnen van deze vorm van bijstand zijn in het platform reeds aan de orde geweest.
Analyse
Algemeen
Anno 1999 bedraagt op basis van de NWW-definitie het landelijke werkloosheidspercentage 9% en het
Leeuwarder werkloosheidspercentage 18,4%. Vergeleken met de landelijke cijfers, kent Leeuwarden dus een
werkloosheid die twee keer zo hoog is.
Het landelijke werkloosheidspercentage is zo langzamerhand een grens genaderd dat een verdere daling beperkt
zal zijn. Immers er zal altijd een bepaalde groep werkloos zijn, ongeacht de economische situatie. Voor steden
als Leeuwarden geldt als vuistregel dat de omvang van de werkloosheid minimaal zal liggen op 125% van het
landelijke percentage. Maar ondanks de ingezette daling blijft de werkloosheid afgemeten naar landelijke en
provinciale cijfers (9% respectievelijk 13,6%) erg hoog.
Per 1 januari 1999 waren er in de gemeente Leeuwarden 6.892 werkloos werkzoekenden. Vergeleken met het
jaar 1996 is dit aantal met 1.697 gedaald. Het betreft hier personen tussen de 15 en 65 jaar, die ingeschreven
staan bij Arbeidsvoorziening, geen betaald werk hebben voor 12 uur per week of meer en direct beschikbaar zijn
voor een baan van 12 uur of meer. Van deze 6.892 werkloos werkzoekenden zijn er 2.531 korter dan een jaar
werkloos. De groep korter dan een jaar werkloos is de groep die onder meer in het kader van de sluitende aanpak
volwassenen beter in beeld zal komen. Tot nu toe heeft de aandacht van zowel gemeente als Arbeidsvoorziening
zich voornamelijk gericht op de groep werkloos werkzoekenden die met de inzet van een kort of lang traject
toegeleid konden naar de arbeidsmarkt. In de praktijk is dat de groep die ingedeeld is in fase 2 en 3.
Het aantal langdurig werklozen is de afgelopen jaren drastisch teruggelopen: van 3.169 in 1996 naar 2.418 begin
1999. Opvallend is dat de werkloosheid onder jongeren sterk is teruggelopen. Naast de gunstige economische
ontwikkeling is ook de preventieve inzet, in het kader van de sluitende aanpak jongeren, hier debet aan. De
werkloosheid onder de groep ouder dan 35 jaar daalt daarentegen maar langzaam.
Van de groep werklozen die langer dan een jaar werkloos is, is 16% allochtoon. Allochtoon zijn hier de
werkzoekenden die niet van Nederlandse afkomst zijn en die niet afkomstig zijn uit een EU-land. Het aandeel
allochtonen binnen de beroepsbevolking bedraagt 9%. In verhouding treft de langdurige werkloosheid ook in
Leeuwarden allochtonen meer.
73