Het effect van dit project is onder meer dat kinderen en ouders in contact komen met een Nederlandse
voorziening. Daarnaast zien kinderen dat hun moeders naar school gaan, actief zijn in het verbeteren van hun
positie in de Nederlandse samenleving. Als rolmodel geven deze vrouwen een belangrijk en vooral positief
signaal uit naar hun kinderen. In de loop van de jaren is tevens een aantal vrouwen 'doorgestroomd' naar het
centraal uitgevoerde aanbod Nederlandse taallessen en Maatschappelijk Oriëntatie van het Friesland College.
Dat deze opstapcursussen Nederlands op wijkniveau in een behoefte voorziet blijkt uit de nog steeds bestaande
en groeiende wachtlijsten.
De activiteiten worden gefinancierd uit het Rijksbudget Educatie, een aanvullende bijdrage Volwasseneducatie
van de gemeente Leeuwarden en tot 1 januari 2000 een aanvullende bijdrage in het kader van het Grote Steden
Beleid. Inmiddels zijn door het Rijk zijn nu vanaf 2002 extra financiële middelen beschikbaar gesteld ten
behoeve van werklozen en opvoeders uit de groep oudkomers. Om het huidige niveau te kunnen handhaven
zullen de jaren 2000 en 2001 overbrugd moeten worden.
Jongeren
Jeugd - algemeen
De gemeente beschikt over de Kademota Jeugdbeleid (1998), een beleidsdocument dat de ambities en de
inspanningen die de gemeente in de komende 10 jaar wil leveren voor haar jeugdige inwoners, te weten:
de sociale infrastructuur voor de jeugd: de totstandkoming van een netwerk van voorzieningen dat van belang is voor een
goede ontwikkeling van jongeren
het bieden van een vangnet voor kinderen in risico- of probleemsituaties
Centraal in de nota staan keuzen, mogelijkheden en behoeften van jongeren in verschillende leeftijdsgroepen (die
onderling sterk van elkaar verschillen).
In Leeuwarden zijn in bijna 29.000 jeugdigen van 0 t/m 23 jaar woonachtig. Uitgaande van de uitkomsten van
landelijke onderzoeken en de onlangs in Leeuwarden gehouden jeugdenquête (november 1998) kunnen we
stellen dat het met ca. 85% van de jeugdigen goed gaat. Dit blijkt niet alleen uit landelijke cijfers, maar wordt
ook bevestigd door uitspraken van jongeren tijdens de eind vorig jaar afgenomen jeugdenquête.
Daarin geven 12 tot 17-jarigen zelf aan dat het over het algemeen wel goed met ze gaat. Het gemeentelijk beleid
in de kademota is daarom vooral gericht op het algemene jeugdbeleid.
Ongeveer 15% van de jeugdigen ondervindt problemen op hun weg naar volwassenheid, waarbij ca. 2% in
ernstige mate met problematiek te kampen heeft. Vaak is er sprake van een achterstand op jonge leeftijd (begin
van basisschool). Uit landelijke cijfers komt naar voren dat bijvoorbeeld kinderen uit eenoudergezinnen meer
problemen hebben, en dat het alcoholgebruik onder jeugd en jong-volwassenen toeneemt, evenals langdurige
gezondheidsklachten. Voor de ruim 28.000 jongeren in Leeuwarden betekenen deze cijfers dat 25.000 van hen
zonder noemenswaardige problemen opgroeien; 4.000 daarvan ondervinden problemen tijdens hun jeugd,
waarvan een kleine 600 in ernstige mate te kampen heeft met meestal meervoudige problematiek. Dit betreft
problemen in de thuissituatie, op school, bij het verkrijgen van werk. Vandalisme, criminaliteit, verslaving maar
ook het afkeren van de maatschappij kunnen uitingen zijn van deze problemen. Uit gegevens van de sectoren
Onderwijs en Additionele Werkgelegenheid en gesprekken met hulpverleningsinstellingen kan voorzichtig
worden geconcludeerd dat dit in de gemeente Leeuwarden ongeveer 200 jongeren betreft in de leeftijd van 12 tot
23 jaar, waarvan circa 50 jongeren in de leeftijdscategorie 12-17 jaar zitten, uitgaande van de RMC gegevens
(RMC= Regionaal Meld- en Coördinatiepunt) van het vorige schooljaar.
Deze jongeren zullen geen startkwalificatie behalen waarmee op de lange termijn op succesvolle wijze de
arbeidsmarkt wordt betreden. Ondanks inspanningen op diverse deelterreinen is er nog geen sprake van een
allesomvattende sluitende aanpak. Oorzaken zijn te vinden in het feit dat er een grote diversiteit aan organisaties
werkzaam is voor en met de jongeren die werken op verschillende schaal, met verschillende belangen en zich
richten op verschillende doelgroepen. Ook worden deze organisaties nog eens verschillend aangestuurd en
hebben verschillende verantwoordelijkheden. Gevolg: jongeren met ernstige problematiek worden van het kastje
naar de muur gestuurd en haken af.
Een groot scala aan ontwikkelingen op beleidsniveau, alsmede de (tussen)evaluaties van diverse projecten
hebben geleid tot het idee van een project 'sluitende aanpak jongeren 12 tot 23 jaar'. De uitgevoerde projecten
intensieve trajectbegeleiding van jongeren wijzen uit dat met deze werkwijze goede resultaten worden geboekt.
Circa 80% van de jongeren neemt weer deel aan het arbeids- c.q. onderwijsproces. Uit het onderzoek 'Jongeren
op afstand' (ministerie van SoZaWe, november 1998) blijkt eveneens dat jongeren, die te kampen hebben met
meervoudige problemen, intensief begeleid moeten worden om weer een plaats in de maatschappij te kunnen
verwerven.
Het huidige jongerenwerk functioneert alleen in de zogenaamde risicowijken en werkt vanuit vaste
accommodaties, gezien de geluiden vanuit de wijken (jongeren en volwassenen) dient deze inzet te worden
uitgebreid en te worden geflexibiliseerd. Het jongerenwerk boekt goede resultaten in haar samenwerking met het
sportbuurtwerk. Sport blijkt een goed middel om met jongeren in contact te komen.
80
Kinderopvang
Kinderopvang is de afgelopen decennia geëvolueerd van een opbergplaats van kinderen naar een volwaardig
pedagogisch verantwoorde voorziening met een dubbele taakstelling. In de eerste plaats het bieden van een
goede en veilige speel- en leefplaats voor kinderen. Op de tweede plaats de mogelijkheid geven aan ouders om
buiten het gezin noodzakelijke en nuttige werkzaamheden te verrichten (studie, werk, vrijwilligerswerk).
Peuterspeelzalen en voorzieningen van de kinderopvang (kindercrèches en buitenschoolse opvang) zijn hiermee
een basisvoorziening geworden.
De beschikbare capaciteit blijft, ondanks de spectaculaire toename in de afgelopen jaren, nog altijd sterk achter
bij de maatschappelijke vraag. Dit geldt met name voor de buitenschoolse opvang (bso), d.w.z. de opvang van
kinderen in de basisschool-leeftijd op de tijdstippen dat de school gesloten is.
Gelet op de wachtlijsten (184 inschrijvingen voor dagopvang; 61 voor bso-plaatsen) en in vergelijking met de
ons omringende landen is er nog steeds sprake van een forse achterstand in capaciteit. Bovendien is door 27%
van de huishoudens in het wijksignaleringssysteem aangegeven dat er een tekort aan kinderopvang bestaat.
Het aantal gemeentelijk gesubsidieerde kindplaatsen kinderopvang is 491. Daarnaast hebben de bedrijven in
1998 in totaal 299 kindplaatsen gefinancierd.
Van een opvangplaats maken in de regel meerdere kinderen gebmik. In 1998 hebben in totaal 1.402 kinderen
gebruik gemaakt van de door de SKL (Stichting Kinderopvang Leeuwarden) georganiseerde kinderopvang,
hetgeen neerkomt op ongeveer 1,6 kind per plaats. Met de tijdelijke subsidieregeling komen er binnen 2 jaar nog
eens 144 plaatsen bij. Uitgaande van 1,6 kind per opvangplaats betekent dit dat met deze uitbreiding voor
ongeveer 230 kinderen opvang wordt gerealiseerd, waarmee het totaal aantal door de SKL opgevangen kinderen
op 1.632 komt (is circa 14% van de totale populatie tot 12 jaar).
In 1998 hebben 105 kinderen gebmik gemaakt van de kinderopvang op basis van de regeling bij Sociale Zaken
met het oog op sociale activering van de ouders richting opleiding of werk.
Er zijn meer aanvragen dan plaatsen; het aantal bij de SKL aangemelde kinderen per eind 1998 voor een bso-
plaats bedraagt 193, voor een dagopvangplaats staan 84 kinderen op de wachtlijst. Te weinig plaatsen
buitenschoolse opvang betekent voor een aantal herintreders en personen die op een traject naar werk zijn een
onneembare kloof.
Het gebmik van kinderopvang-voorzieningen is momenteel onderbenut bij de groep allochtonen. Dit feit doet
zich ook voor bij het gebmik van peuterspeelzaalvoorzieningen. Exacte cijfers zijn niet voorhanden. Eveneens
zijn over de manifeste vraag en toekomstige vraag naar kinderopvang in de brede zin nog geen gegevens bekend.
In het peuterspeelzaalwerk zijn er momenteel 74 groepen op 24 locaties die subsidie ontvangen en nog 6
peuterspeelplaatsen op basis van vrijwilligerswerk (aantal kinderen ongeveer 144).
Het percentage peuters dat gebmik maakt van de peuterspeelzaal is ongeveer 57% (1.097 kinderen op een
populatie per 1 januari 1999 van 1.930 kinderen met een leeftijd van 2 en 3 jaar). De afgelopen jaren is een lichte
temggang waarneembaar van het aantal groepen. De oorzaak is niet exact bekend. Verondersteld wordt dat er
een toenemend aantal tweeverdieners met kinderen is die een beroep doet op de dagopvang waardoor er minder
gebmik wordt gemaakt van de peuterspeelzaal.
Binnenkort zal een behoefteonderzoek naar kinderopvang in de verschillende wijken en buitengebieden worden
uitgevoerd. Dit onderzoek is ook bepalend voor de inzet van kinderopvang, kinderopvang 'plus' (crècheplus) en
peuterspeelzaalwerk 'plus' voor mensen in een achterstandssituatie. In het onderzoek zal vooral antwoord
moeten komen op de vraag hoe de behoefte aan kinderopvang er uit ziet.
Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk kunnen een belangrijke integrerende rol spelen door de bestrijding van
achterstanden bij jonge kinderen op verschillende gebieden: de cognitieve, motorische, sociale, emotionele
ontwikkeling en op het gebied van taalvaardigheden. Achterstanden in intellectuele ontwikkeling en
schoolloopbaan worden al op zeer jeugdige leeftijd in de voorschoolse periode bepaald. Dit blijkt uit
achterblijvende schoolresultaten van kinderen uit maatschappelijke achterstandsgroepen al aan het begin van de
schoolloopbaan. Het is bekend uit onderzoek dat de kans op een ontwikkelingsachterstand samenhangt met
economische, sociale en culturele factoren en groter worden naarmate er sprake is van bepaalde risicofactoren,
zoals lage opleiding van de ouders, werkloosheid, laag inkomen, allochtone afkomst en opgroeien in een
eenoudergezin.
Peuterspeelzalen en kinderopvangvoorzieningen zijn in toenemende mate een belangrijke vindplaats geworden
van kinderen m achterstandssituaties.
81