'W
React» Stfebitna MsnacbuppetijkeOpvang De ï«p
Een voorbeeld hiervan is de wijze waarop de Sociale Dienst momenteel in samenwerking met
de maatschappelijke opvang haar dienstverlening uitbreidt tot binnen de muren van de
verschillende instellingen.
Een belangrijke doelstelling van de maatschappelijke opvang is de sociale integratie en
rehabilitatie van de doelgroep. In beide gevallen is aan de orde dat niet alleen woonbegeleiding
maar ook sociale activering en aangepaste vormen van werk en dagbesteding voorhanden
dienen te zijn. In dc praktijk is gebleken dat juist het vinden van een door de persoon als nuttig
ervaren vorm van dagbesteding, de kans aanzienlijk vergroot dat rehabilitatie, in caau de sociale
integratie, een succes wordt.
Ten aanzien van de achterstandsbestrijding valt op te merken dat de instroom bij de
maatschappelijke opvang vaak direct te herleiden is tot personen die geconfronteerd zijn
geweest in heden en verleden met een optelsom van kwade kansen. De meeste personen in de
maatschappelijke opvang hebben te maken met meervoudige problematiek. Opvallend daarin is
dat het aantal jongeren aanzienlijk toeneemt. Hierover is reeds eerder vanuit de instellingen voor
maatschappelijke opvang gerapporteerd aan het gemeentebestuur. In dat verband is het
belangrijk te komen tot meer aangepaste voorzieningen die aansluiten bij de levensfase van de
jongeren en die voorkomen dat zij verder afglijden en definitief in de sfeer van de maatschap
pelijke opvang terechtkomen. Het is in dit verband schrijnend dat er geen directe opvang
voorzieningen specifiek voor jongeren zijn, maar dat tot nu toe het werk nog steeds geïntegreerd
plaats moet vinden binnen de muren van de bestaande voorzieningen.
SMO De Terp heeft daarom eind vorig jaar een voorstel ingediend voor het oprichten van een
jongerenpension, waarin zowel in crisissituaties als ten behoeve van uitstroomtrajecten
mogelijkheden worden geboden. Volgens de formule "Wonen-Leren-Werken" wordt jongeren
naast onderdak een leer- en werktraject aangeboden.
Een geheel nieuwe ontwikkeling die in de grote steden inmiddels gesignaleerd is, is een nieuwe
toename van het aantal ouderen in de maatschappelijke opvang. Veelal gaat het om ouderen met
lage inkomens die als gevolg van langdurige armoede niet langer in staat blijken voor zichzelf te
zorgen. Deze nieuwe oudere in de maatschappelijke opvang is te kenschetsen als een
economische dakloze. Op dit moment zijn nog geen directe schattingen te geven van het aantal
dat zich in de toekomst bij de poorten van de maatschappelijke opvang zal melden.
Onder de kop "Dak- en Thuislozen" beschrijft het MOP een situatie rond de maatschappelijke
opvang en de doelgroep van de maatschappelijke opvang waar enkele kanttekeningen bij
geplaatst moeten worden. In de tweede zin wordt melding gemaakt van acht nachtopvang
plaatsen voor dakloze jongeren 1R tot 25 jaar) die gemiddeld voor 95% bezet zijn. Vervolgens
worden hier enige zaken opgemerkt over De Wending van het Leger des Heil® en de
Vrouwenopvang. Uit dc tekst wordt duidelijk dat met de crisisopvang de activiteiten van het
KRIC (KrisisInterventieCentrum) bedoeld worden. In deze paragraaf wordt niet vermeld dat er
een nachtopvangcapaciteit bij SMO De Terp is van 40 plaatsen. Hierdoor ontstaat een verkeerd
beeld. Het lijkt mij beter om dit aan te passen.
In de tweede plaats stelt SMO De Terp voor de kop "Dak- en Thuislozen" te vervangen door
"Maatschappelijke Opvang" aangezien onder dak- en thuislozen niet ook alle personen kunnen
worden gerekend die in de crisisopvang en de vrouwenopvang terechtkomen. Vrouwen die in de
"Blijf van m'n Lijf'-voorzieningen worden opgevangen, rekenen zichzelf niet als thuisloos
maar wel duidelijk als dakloos, als gevolg van het feit dat ze van hun eigen huis en haard
hebben moeten wegvluchten. Ook voor veel personen in crisissituaties geldt dat zij vaak nog
wel een eigen verb lijfsadres hebben.
Opvallend is ook dat onder deze paragraaf voorgesteld wordt een ontwikkelingsfunctionaris aan
te stellen voor preventieve activiteiten ten behoeve van Friesland, Groningen en Drenthe en dal
er een nazorgtraject ontwikkeld zal worden. Het lijkt wat vreemd om dit onder deze paragraaf
op deze manier te melden zonder hier verder uitwerking aan te geven. Misschien dat hier de
ambities omschreven worden die in een latere fase nog uitgewerkt moeten worden.
Ten aanzien van het onderzoek uit 1997 naar de capaciteitsproblemen in de maatschappelijke
opvang wordt ten onrechte opgemerkt dat de capaciteit in de regio Leeuwarden hoger is dan in
andere regio's Dit beeld dient op zijn minst genuanceerd te worden. Er is in de regio
Leeuwarden relatief veel capaciteit op het terrein van de dak- en thuislozenzorg in de
intramurale sfeer. Ten aanzien van de differentiatie op een aantal andere gebieden loopt
Leeuwarden duidelijk achter ten opzichte van een aantal andere regio's. In de afgelopen jaren is
hier nadrukkelijk winst in geboekt. De stelligheid waarmee wordt opgemerkt dat de huisvesting
van de thuislozenopvang in Leeuwarden niet flexibel is, waarbij met name de kansrijkere groep
jongeren dreigt te hospitaliseren, verdient eveneens nuancering aangezien er in de afgelopen
jaren sterk ge-extramuraliseerd is en er veel voorzieningen bij zijn gekomen in de sfeer van
begeleid wonen en het sociaal pension Feit is wel dat er te weinig specifieke opvang is (zoals
reeds eerder vermeld) voor jongeren waarin het kansentraject beter tot haar recht kan komen.
Gebleken is dat allerlei stimuleringsmaatregelen en inspanningen om langdurig werkelozen aan
het werk te krijgen onvoldoende ingezet zijn voor de doelgroep van de maatschappelijke
opvang. Dit wordt onderschreven door een onderzoek van de Federatie Opvang. Op paguia 88
van de nota vermeld de gemeente dat zij haar rol als regisseur op het beleidsterrein van de
vangnetvoorzieningen nog onvoldoende heeft kunnen invullen. Hiervan is zeker sprake als het
gaat om het hierboven omschreven beleidsterrein. Ook wordt hier vermeld dat het gebrek aan
cijfers omtrent resultaten en de effectiviteit van de hulpverlening de invulling van de
gemeentelijke regierol bemoeilijkt. Het is in dit verband van belang te wijzen op de
ontwikkeling van het instrument monitoring door VWS en de Federatie Opvang.
In samenspraak met de vereniging Nederlandse Gemeenten zal getracht worden tot een
zodanige invulling te komen dat gegevens in beeld worden gebracht over de resultaten en de
effecten van dc activiteiten in de maatschappelijke opvang. Tevens zal het monitor instrument
in beeld brengen in hoeverre het gemeentelijk beleid aansluit bij de landelijke ambities en
doelstellingen. SMO De Terp is zeer belangstellend naar bet experiment dat gestart zal worden
u/aarhij casemanagement ervoor dient te zorgen dat trajecten worden uitgezet binnen en vanuit
de bestaande instellingen.
SMO De Terp wenst in deze een lans te breken voor de zogenaamde de-institutionalisering. Wil
een integrale benadering en een samenhangende aanpak van de belangrijkste knelpunten in de
locale samenleving een succes kunnen worden, dan dient gebruik gemaakt te worden van de
kwaliteiten en functies van de diverse bestaande instellingen. Het is niet zozeer het knelpunt dat
er niet voldoende instrumenten voorhanden zouden zijn, alswel dat deze onvoldoende in een
netwerkarrangement vorm krijgen. Het voorstel dit middels casemanagement te stroomlijnen
sluit aan bij de ambities van SMO Dc Terp om tot een meer integrale aanpak en benadering van
dc knelgroepen in de samenleving te komen.
Wonen, zorg, welzijn en leefbaarheid staan ook in de maatschappelijke opvang op één lijn.
De afstemming van de verschillende sectoren is nog steeds een onderontwikkeld gebied.
Weliswaar zyn er goede resultaten te melden in de samenwerking tussen een aantal sectoren,
Maatschappelijke Opvang, de Volkshuisvesting, dc GGZ (Intensieve Psychiatrische Thuiszorg)
en de Verslavingszorg hebben elkaar reeds op deelterreinen gevonden.
McadwenorONylkketo^^ <J«}S«aita I/»uwar<ien
Pagina 3 van