Blad 20
4.8 Ontwikkeling algemene reserve geactualiseerd
Op basis van de hiervoor genoemde ontwikkelingen kan
het volgende overzicht worden gegeven van de
verwachtingen omtrent het verloop van de algemene
reserve
Ontwikkeling algemene reserve
2000
2001
2002
2003
Startpositie 1 januari
24789
17256
21600
25880
Rente
1363
949
1188
1423
Rentesuppletie reserves en
voorzieningen
2000
2000
2000
2000
Onderuitputting kapitaallasten
1500
1500
1500
1500
Vermogenswinsten
300
300
300
300
Doorwerking mutaties begroting 1998
-179
-330
-1193
Doorwerking mutaties begroting 1999
-2477
-915
139
Mutaties perspectief 2000
-945
-491
-246
Idem nieuw beleid incidenteel
-7679
-575
Correctie Princessehof
300
Correctie wielerronde
200
Incidentele uitzettingen en inkrimpingen
nieuw
-231
-395
-195
13
BVO Cambuur
-1500
Boetes rentefixatie
-300
-120
-991
Structureel begrotingsresultaat
15
2401
907
992
Stand 31.12
17256
21600
25880
31117
Uit voorgaand overzicht blijkt dat in de hele
beleidsperiode de algemene reserve niet daalt beneden
het in het bestuursprogramma overeengekomen minimum
van 15 miljoen gulden.
Blad 21
5 BELASTINGEN EN HEFFINGEN
5.1 Gemeentelijke belastingen ondragelijk?
De gemeentelijke belastingen en heffingen mogen zich
in een grote belangstelling verheugen. Veel wordt er
geschreven over de stijging van de lastendruk voor de
burger. Dientengevolge krijgt het onderwerp veel
terechte aandacht van lokale politici en bij tijd en
wijle nog meer van landelijke politici. Deze laatsten
vergeten daarbij gemakshalve dat het grootste deel
van de lastenstijging materieel gezien nauwelijks het
gevolg is van gemeentelijk beleid, maar veel meer van
opgedrongen Rijksbeleid.
De Rijksoverheid vond al jaren geleden dat de
gemeenten veel meer het profijtbeginsel moesten
toepassen en heeft er sindsdien een gewoonte van
gemaakt steeds strengere milieueisen te stellen juist
op die terreinen, waar de uitvoering bij de lokale
overheid ligt en waarvan verondersteld wordt dat die
lokale overheid de kosten daarvan doorberekent aan de
burger. Meer aandacht voor de werkelijke veroorzakers
van de stijging van de lokale lastendruk zou bij deze
landelijke politici op zijn plaats zijn.
Bij alle discussie over de lokale lastendruk moet
echter wel in het oog gehouden worden dat deze maar
een fractie uitmaakt van de totale door de overheid
aan de burgers opgelegde lasten. De Rijksbelastingen
en -heffingen maken daarvan nog altijd het
leeuwendeel uit. Een forse Rijksbijdrage in de kosten
van de uitvoering van diverse milieumaatregelen helpt
gemeenten en burgers meer dan een bestuurlijk en qua
organisatiekosten wangedrocht als de zalmsnip.
5.2 Gemeentelijke belastingen en heffingen onuitvoerbaar?
De uitvoerbaarheid van gemeentelijke belastingen en
heffingen begint een steeds groter probleem te
worden. De periodieke hertaxaties voor de waarde van
onroerende zaken ten behoeve van de
onroerendzaakbelasting veroorzaken steeds weer grote
verschuivingen in de belastingdruk.
Op zich is het geen probleem dat de waarde van de
objecten stijgt, immers de gemeente kan de gevolgen
voor de belastingplichtigen van de gemiddelde
waardestijging in het belastingtarief corrigeren. Dat
is onder meer bij de vorige hertaxatie ook gebeurd.
Het grote probleem is echter dat de waardestijging
voor de verschillende (soorten) objecten sterk uiteen
loopt. Ook als de gemeente niet meer belasting
ontvangt krijgt een deel van de burgers toch een fors
hogere aanslag. Bij de laatste hertaxaties, inclusief
de huidige, treedt er een verschuiving in de
lastendruk op van niet-woningen naar woningen ofwel
van bedrijven en instellingen naar burgers. Daarnaast