d 22 van bedrijven en instellingen naar burgers. Daarnaast vindt er een forse verschuiving in de belastingdruk plaats binnen de categorie woningen zelf, dus van de ene burger naar de andere. Deze verschuivingen in de lastendruk, waarvan de gemeente geen cent beter wordt, veroorzaken veel onrust, waarbij de lokale overheid toch als de grote boosdoener wordt gezien, danwel wordt aangemerkt Naast de problematiek van de lastendruk is er het probleem van de waarde-vaststellingIs er bij de woningen nog veel vergelijkingsmateriaal en zijn er voldoende waarde-indicaties vanuit de markt, bij ce grotere bedrijfspanden ligt dat anders. Deze objecten zijn veel minder onderling vergelijkbaar, er wordt minder handel in gedreven en dus zijn er minder vergelijkende marktgegevens beschikbaar. Dat betekent nog al wat discussies over de waarde. Taxeren blijkt niet een erg exacte bezigheid. Daardoor nemen de bezwaren tegen de waarde vaststelling van bedrijfspanden voortdurend toe. Procedures die veelal geruime tijd vergen en waardoor gemeenten iang in onzekerheid verkeren over hun reële belasting opbrengst. Juist deze objecten immers zijn van grote betekenis voor de uiteindelijke opbrengst. Voor Leeuwarden is de opbrengst van de onroerendzaakbelasting voor 25 afhankelijk van slechts 100 objecten. De waarderingskamer denkt de problemen rond de periodieke hertaxaties op te lossen door een systeem van permanente waardevaststellingEchter gevreesd moet worden dat dit zal leiden tot aanzienlijk hogere perceptiekosten Nog problematischer is de rioolheffing. Tal van gemeenten zitten in belastingprocedures over de juiste toepassing van deze heffing. Ook bij ons lopen er nog enkele procedures. Van een belasting en/of heffing mag verwacht worden dat die een enigermate stabiele inkomensstroom voor de overheid oplevert en voor belastingplichtigen niet te veel onzekerheid en lastendrukverschuivingen veroorzaakt. Aan die eisen getoetst is het de vraag of de wetgeving op het terrein van de gemeentelijke belastingen en heffingen nog wel aan de eisen voldoet Zo zou de rioolheffing bijvoorbeeld kunnen worcer. omgezet in een rioolbelasting, waarvan dan de heffingsgrondslag landelijk eenduidig vastgesteld zou moeten worden. Dat beperkt weliswaar de beleidsvrijheid van gemeenten bij het vaststellen van de heffingsgrondslag, het bevrijdt ze van vele slepende procedures. En de vrijheid de hoogte van de tarieven vast te stellen blijft. Blad 2 3 De regelgeving voor de taxaties van de onroerendzaak belasting voor bedrijfspanden is toe aan vergaande vereenvoudiging, waardoor interpretatieverschillen in veel mindere mate kunnen voorkomen. Indien dit niet mogelijk blijkt is het de vraag of deze belasting niet moet plaats maken voor een eenvoudiger systeem van gemeentelijke belastingen. 5.3 De belastingen in het jaar 2000 In het bestuursprogramma is bepaald cat in het jaar 2000 de onroerendzaakbelasting niet zal worden verhoogd. Deze afspraak uit het bestuursprogramma willen wij gestand doenIn begin 2000 zal, in het kader van de voorbereiding voor de perspectiefnota 2001 - 2004, de discussie plaatsvinden of deze gedragslijn ook voor de resterende jaren van de beleidsperiode zal worden gehandhaafd. Voor de rioolheffing en de afvalstoffenheffing blijven wij uitgaan van 100% kostendekkendheid, ook op termijn, waarbij de concernoverhead vooralsnog niet in de tarieven wordt verdisconteerd. De in de voorgaande jaren toegepaste aftrek wegens lastenverlichting blijft daarbij gehandhaafd. In de periode voor de behandeling van deze begroting in de raad zullen wij met u de wijze van uitvoering van deze heffingen bespreken. Eveneens zullen wij in het najaar van 1999 met u overleggen over de verdere gang van zaken met betrekking tot de zalmsnip. Uitgangspunt daarbij blijft dat de zalmsnip wordt teruggegeven aan de burger. De wijze waarop, is onderwerp van overleg, waarbij mogelijk gedacht kan worden aan een verrekening in het tarief van de afvalstoffenheffing.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1999 | | pagina 308