T
Dienst- en sectorbegroting, Bestuur en Concernstaf2000
2.2 Taakclusters
De Concernstaf is een stafdienst die met name ondersteunend is voor het lokaal bestuur en het
ambtelijk management.
De stafdienst kent de volgende taakclusters:
strategische beleidsontwikkeling en innovatie;
formuleren en coördineren van het middelenbeleid;
bestuursondersteuning;
concernplanning en-controlling
consolidatie van de dienstresultaten en het samenstellen van het concernresultaaf
doelmatigheids- en effectiviteitsonderzoeken;
bijzondere opdrachten.
4
Dienst- en sectorbegroting Bestuur en Concernstaf2000
3 VERANDERINGEN EN ONTWIKKELINGEN
3.1 Financiën
Zowel de concernbegroting als de meerjarenraming geeft een positief saldo te zien. Dit
betekent echter niet dat er geen druk op de gemeentelijke financiën wordt uitgeoefend. In de
Perspectiefnota en het Bestuursprogramma staan vele, nog niet ingevulde wensen. De
ondersteuning van ombuigingsoperaties blijft dan ook de aandacht vragen.
Een belangrijk aandachtspunt voor de Concernstaf vormt voorts de verbetering van het
planning-en-controlproces. De verschillende onderdelen van dit proces, die in belangrijke mate
routinematig behoren te zijn, vergen nog te veel tijd waardoor onvoldoende aandacht overblijft
voor de verbetering van de bedrijfsvoering en de kwaliteit van de informatievoorziening. Aan
de verdere stroomlijning van dit proces zal dan ook in het begrotingsjaar worden gewerkt.
Daarbij zal extra aandacht worden geschonken aan de totstandkoming van het gemeentelijk
jaarverslag en aan het voeren van de financiële administratie volgens het principe van de
permanente balans; het dagelijks verwerken van alle financiële mutaties.
Op het terrein van het treasurybeleid zullen verdere stappen worden gezet onder meer in de
vorm van een treasurystatuut. In dit kader zal ook het meerjareninvesteringsprogramma (MIP)
concreet inhoud dienen te krijgen. De Concernstaf zal de ontwikkeling daarvan blijven
stimuleren.
3.2 Personeel en organisatie
De rol en positie van de lokale overheid zijn steeds in beweging. Instrumenten als interactieve
beleidsontwikkeling, maar ook de discussie over en het feitelijk functioneren van het lokaal
bestuur (ook in termen van dualisme en monisme) en zeker ook de vraag wat het voor het
bestuur en de bestuursstijl betekent om als regisseur op te treden en burgers en instellingen ook
te beschouwen als coproducent van beleid, hebben onmiskenbaar en onontkoombaar impact op
de ambtelijke organisatie en de mensen die daar werkzaam zijn.
Deze ontwikkelingen, in combinatie uiteraard met het realiseren van de gemeentelijke
doelstellingen en ambities als vastgelegd in het kader van LEVI 2030, het Bestuursprogramma
en de Perspectiefnota-plus, vragen om een duidelijke en uitgesproken positionering van het
Leeuwarder bestuur. In 2000 zal dit (moeten) leiden tot een uitgewerkte visie op de organisatie
die nodig is om het bestuur optimaal te ondersteunen in zijn (nieuwe) rol.
Dat zal er ongetwijfeld in resulteren dat de organisatie in toenemende mate als netwerk en
binnen netwerken gaat functioneren en zijn vorm en inhoud voortdurend aanpast aan de
behoeften van het bestuur en de maatschappelijke context (lerende organisatie).
Dat vraagt ook andere kwaliteiten, andere competenties van ambtenaren. Bij het oplossen van
maatschappelijke vraagstukken gaat het immers steeds vaker om processen waarbij actoren
(coproducenten), met verschillende en soms strijdige belangen en gezichtspunten bij elkaar
moeten worden gebracht. Dat alles uiteraard binnen beleidsinhoudelijke kaders en met als
ultiem doel om de gemeentelijke doelstellingen (mede) te realiseren.
5