11
12
Bestuursovereenkomst Handhavingssamenwerking milieuwetgeving in Fryslan, 1 december 1999
Artikel 6 Uitvoeringsprogrammering
1Onder verantwoordelijkheid van het FMO wordt bij de jaarlijkse programmering van
de in gezamenlijkheid uit te voeren handhavingsactiviteiten de gezamenlijke cyclus
afgestemd op die van de individuele partijen (uitwerking in tijdschema).
2. Onder verantwoordelijkheid van het FMO wordt een standaard ontwikkeld voor de
wijze waarop de partijen hun programma aanleveren.
3. Als bij een handhavingsproject samenwerking met een andere partij wordt gewenst,
wordt voorafgaand aan de concept-programmering aangegeven voor welke
onderdelen deze inzet wenselijk is en welke omvang van de capaciteitsinzet
wenselijk wordt geacht.
4. Partijen reserveren in hun uitvoeringsprogramma's (die uiterlijk in de maand juli in het
jaar voorafgaande aan het planningsjaar in concept beschikbaar moeten zijn) een
aantal uren voor de geplande gezamenlijke prioriteiten.
5. Bij het vaststellen van handhavingsprogramma(s) dient er in het verlengde van artikel
4, tweede lid, van uit te worden gegaan dat niet alle acties/projecten voor alle
betrokken partijen of alle betrokken gebieden relevant behoeven te zijn. De
daadwerkelijk ervaren milieu(handhavings)problematiek in een specifiek gebied of
branche moet bepalend zijn voor het opnemen in een handhavingsprogramma. De
specifieke problematiek in een branche of gebied zal bepalend zijn voor de vraag of
een partij een taak/verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot het onderwerp/
probleem.
6. De prioriteitsstelling in het gezamenlijk handhavingsprogramma dient voor een
belangrijk deel te worden bepaald aan de hand van beleidsplannen, milieu- en
omgevingsanalyses (bijvoorbeeld omgevingsanalyse politie, de beschreven
"toestand van het milieu" door provincie, ervaringen partijen) en de actuele ontwikke
lingen in de wet- en regelgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met de landelijke
LCCM-prioriteiten.
Artikel 7 Uitvoering van projecten
1. Projectplannen voor provinciebrede projecten worden vastgesteld in het FMO, voor
regionale projecten in de regionale handhavingsoverleggen (zie artikel 4, tweede lid,
en artikel 11).
2. Per project wordt door het gremium waarin het project is vastgesteld een
projectleider aangewezen. De projectleider is een vertegenwoordiger van die partij
wiens taken en bevoegdheden het meest bij het onderwerp aansluiten.
3. Per project wordt door het gremium waarin het project is vastgesteld een bestuurlijke,
of daarmee gelijk te stellen, vertegenwoordiger als verantwoordelijke aangewezen.
Bestuursovereenkomst Flandhavingssamenwerking milieuwetgeving in Fryslan, 1 december 1999
4. Het projectteam stelt tezamen een projectplan op wat in ieder geval bestaat uit:
Probleemstelling;
Gewenste situatie: meetbare doelstelling;
Projectopzet: onderscheiden fasen, de te hanteren werkwijze;
Taakverdeling: wie doet wat/is waar verantwoordelijk voor;
Planning;
Tijdsinzet en middelen;
Voortgangsbewaking en evaluatie.
5. Doordat er sprake is van een duidelijke planning is een tussenevaluatie mogelijk.
Onder verantwoordelijkheid van de projectleider wordt gecontroleerd of het gewenste
resultaat al dan niet wordt gehaald en de redenen hiervoor. Over de wijze waarop
over de projectvoortgang wordt gerapporteerd aan het overleg waarin tot de
uitvoering van het project is besloten, worden bij de start van het projectafspraken
gemaakt.
6. Onder verantwoordelijkheid van het gremium waarin het project is vastgesteld, wordt
het project na afloop geëvalueerd. De evaluatie van zowel het product als het proces
wordt verwoord in een aparte projectevaluatie, waarvan een samenvatting in het
laatste hoofdstuk van het jaarlijkse handhavingsprogramma wordt weergegeven.
Expliciet wordt in de evaluatie aandacht besteed aan de benodigde nazorg.
7. Iedere organisatie heeft de bereidheid tijd vrij te maken voor het eventueel leveren
van een projectleider en het dragen van een deel van de projectkosten.
Artikel 8 Stappenplan
1. Omwille van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid binnen de provinciegrenzen en
om coördinatie en afstemming te bevorderen, is het van belang dat binnen de
provincie Fryslan op eenduidige wijze wordt gehandhaafd. Alle partijen conformeren
zich daartoe aan de in het (aan te passen, zie tweede lid) Fries Draaiboek
Handhaving Milieuwetgeving beschreven werkwijze en vermelden dit in hun
handhavingsplannen. Van deze werkwijze kan gemotiveerd worden afgeweken.
Motiveringen worden aan het Seph doorgegeven.
2. Onder verantwoordelijkheid van het FMO zal het bestaande Fries Draaiboek
Handhaving Milieuwetgeving (vastgesteld d.d. 13 december 1993), gelet op de
uitgangspunten van de gebruiksmeting in 1994, de inwerkingtreding van de
Algemene wet bestuursrecht, de nieuwe handhavingsstrategie van het Openbaar
Ministerie, het experiment Bestuursondersteunende brieven en het experiment
Bestuurlijke transactie Wvo worden aangepast. Tevens wordt de ruimte geschapen
om voor specifieke onderwerpen een Handhavings Uitvoerings Methode op te
stellen.
3. Uitgangspunt blijft dat bestuurlijk optreden plaats vindt in maximaal drie stappen.
4. De uitgangspunten voor strafrechtelijk optreden en afstemming tussen bestuurs- en
strafrecht worden middels wederzijdse afstemming tussen de bestuurlijke en
strafrechtelijke partijen gedefinieerd. De uitgangspunten worden opgenomen in het