Blad 6 dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer delen van de gemeente. 4. Burgemeester en wethouders maken de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend. 5Burgemeester en wethouders kunnen wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen. 30. Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten Artikel 4.1.3 komt als volgt te luiden: 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 7 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste acht weken voor aanvang van de festiviteit de burgemeester daarvan in kennis heeft gesteld. 2. Het is een inrichting toegestaan maximaal 7 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het voorschrift 1.5.1 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste acht weken voor de aanvang van de festiviteit de burgemeester daarvan in kennis heeft gesteld. 3. De burgemeester stelt een formulier vast voor het doen van de kennisgeving als bedoeld in het eerste en tweede lid. 4. De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het in het derde lid bedoelde formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld. 5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer de burgemeester op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet was te voorzien, terstond toestaat 31 Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed. 32Artikel 4.1.7 Overige geluidshinder In het eerste lid wordt na de zinssnede "in werking te hebben" toegevoegd: of handelingen te verrichten. Blad 7 33. Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen In artikel 4.2.1.1, eerste lid, onderdeel a dient de zinsnede (Sb. 1992, 551, zoals sindsdien gewijzigd)" te vervallen 34. Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen Aan het eerste lid worden toegevoegd: g. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf.(syn. Ceratocystis ulmi (Buism.)C. Moreau) h. iepenspintkeverhet insect, in elk ontwikkelings stadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus 35Artikel 4.5.2 Rapverbod Het tweede lid onder e. komt als volgt te luiden: e. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: - ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are - ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen. 36. Artikel 4.5.5 Weigeringsgronden De vergunning kan worden geweigerd op grond van: a. de natuurwaarde van de houtopstand; b. de landschappelijke waarde van de houtopstand; c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand; e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. 37. Artikel 4.5.7 Standaardvoorwaarde van niet- gebruik Dit artikel komt als volgt te luiden: Een vergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt en dat indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, de vergunning niet van kracht wordt voordat op dat verzoek is beslist. 38. Artikel 4.5.11 Schadevergoeding Dit artikel komt als volgt te luiden: Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.5.2, artikel 4.5.9 of artikel 4.5.10, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kennen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2000 | | pagina 254