Blad 4
dakterrassen zijn gemaakt. Deze bestemming heeft geleid tot
verlies van privacy en vrij uitzicht voor belanghebbenden,
door inkijk vanuit de ramen in de oostgevel van de
appartementen en dakterrassen en tot verlies van vrij
uitzicht door de aanmerkelijk grotere bouwmassa. Daarbij
komt dat het gebruik als kantoorruimte (dienstverlening) op
de begane grond meer hinder meebrengt dan het gebruik als
woning zoals voorheen bestemd. De stichting ofwel
schadebeoordelingscommissie blijft van oordeel dat anders
dan belanghebbenden menen (brief d.d. 5 maart 1999 van
mevrouw Van der Eijk-Klinkhamerblz. 3, onder punt 7) bij
voornoemd vergelijk van de planologische bestemmingen
volgens vaste rechtspraak moet worden uitgegaan van de
veronderstellling dat de bouwmogelijkheden op grond van
genoemd "Uitbreidingsplan" optimaal zouden zijn benut,
ongeacht de omstandigheid dat deze bestemming nooit is of
zou zijn gerealiseerd.
Het nader advies vervolgt dan met de opmerking dat
uitgaande van de nadeliger positie waarin belanghebbenden
zijn komen te verkeren, de schadebeoordelingscommissie zal
dienen te onderzoeken of, en zo ja in welke mate,
belanghebbenden tengevolge van de bepalingen van het
bestemmingsplan Vossepark schade lijden of zullen lijden.
Van de in het rapport genoemde inbreuk op de privacy, het
verlies van vrij uitzicht en de toegenomen hinder gaat naar
het oordeel van de schadebeoordelingscommissie een
waardedrukkende werking uit, waarbij rekening zal moeten
worden gehouden met de omstandigheid dat deze ook, zij het
in beperkter mate, zou zijn opgetreden bij realisatie onder
vigeur van het "Uitbreidingsplan".
De schadebeoordelingscommissie schat de waarde van de
woning Harlingerstraatweg 93 kort voor het onherroepelijk
worden van het bestemmingsplan Vossepark op f 400.000,
De waardevermindering tengevolge van de bepalingen van het
bestemmingsplan Vossepark rekening houdend met de
bebouwingsmogelijkheden en de daaruit voortvloeiende
gevolgen van het "Uitbreidingsplan" enz., schat de
schadebeoordelingscommissie op f 35.000,Mitsdien schat
men de waarde van deze woning direct na het onherroepelijk
worden van genoemd bestemmingsplan op f 365.000,--.
De schadebeoordelingscommissie blijft verder van oordeel
dat het door belanghebbenden overgelegde taxatierapport
niet kan worden gevolgd om redenen als vermeld in het
oorspronkelijke advies onder de toevoeging dat nergens
blijkt dat rekening is gehouden met de waarde drukkende
werking van de bebouwingsmogelijkheden van genoemd
"Uitbreidingsplan". In het oorspronkelijke advies wordt
inzake dit taxatierapport opgemerkt dat daaruit blijkt dat
Blad 5
alleen rekening is gehouden met hetgeen in een bepaalde
rubriek (A,3) is vermeld, namelijk: "Aan westzijde
realisatie partieel bestemmingsplan" terwijl de onderhandse
verkoopwaarde voor en na realisatie bestemmingsplan wordt
geschat op respectievelijk f 425.000,-- en f 335.000,De
beoordeling van de waardevermindering (aldus het
oorspronkelijke advies) kan niet worden gevolgd, omdat
daarbij geen rekening is gehouden met de
bebouwingsmogelijkheden die toen bestonden conform genoemd
"Uitbreidingsplan"
Eveneens blijft de schadebeoordelingscommissie van oordeel
dat de waardevermindering om de in het oorspronkelijke
advies aangegeven redenen voor f 17.500,- ofwel de helft
voor rekening van belanghebbenden behoort te blijven. Dit
geldt ook voor de vergoeding van de wettelijke rente.
Hierover staat in het oorspronkelijke advies, dat - zoals
hiervoor ook al is aangegeven - reeds in augustus 1989 met
toepassing van artikel 19 WRO een vergunning is verleend
voor de bouw van gestapelde woningen met een bouwhoogte van
13 m op dit terrein. Naar de mening van de
schadebeoordelingscommissie hebben belanghebbenden door hun
woning in 1993 te kopen een risico genomen, in die zin dat
het aangrenzende toen braakliggende terrein op grond van
bedoelde vergunning bebouwd zou kunnen worden met een 13
m hoog flatgebouw dat een aanmerkelijk groter bouwvolume en
grotere bouwhoogte had dan op grond van het destijds
geldende planologisch regime zou kunnen worden bebouwd.
Hieraan doet niet af de omstandigheid dat men daaromtrent
door de gemeente niet zou zijn geïnformeerd noch de
omstandigheid dat belanghebbenden van die feiten niet op de
hoogte waren. Van belang is dat de beoogde invulling van
bedoeld aangrenzend terrein was gebaseerd op gepubliceerde
besluiten als bedoeld in artikel 19 WRO en derhalve voor
belanghebbenden kenbaar was.
De onzekerheid van de realisatie van de in 1989 voorgenomen
bebouwing en de omstandigheid dat eerst in 1995/1996 de
realisatie van de huidige bebouwing een feit werd en deze
bebouwingsmogelijkheden onderling tegen elkaar afwegend
leidt - aldus het advies - tot het oordeel dat van
voormelde waardevermindering 50% voor rekening behoort te
blijven van belanghebbenden wegens het door hen ten tijde
van de aankoop van de woning aanvaard risico van realisatie
van hoogbouw op grond van genoemde bouwvergunning en het
daaruit voortvloeiende mogelijk optreden van privacy-
verlies
Verzoek om vergoeding van deskundigenkosten
Met betrekking tot het verzoek om vergoeding van
deskundigenkosten overweegt de schadebeoordelingscommissie