3.
FINANCIEEL MEERJARENPERSPECTIEF
3.1 Financiële situatie
3.1.1 Algemeen
40
PERSPECTIEFNOTA PLUS 2001
Geleidelijke verbetering van de financiële positie van de gemeente is een
wezenlijke randvoorwaarde voor de uitvoering van het gemeentelijk beleid.
Daaraan is hard gewerkt en heeft zijn vruchten afgeworpen. De financiële positie
van de gemeente is verbeterd ten opzichte van een decennium terug. Daarbij heeft
naast het gemeentelijk beleid ook de oplevende economische bedrijvigheid een
grote rol gespeeld. Toch zullen de gemeentelijke financiën onder druk blijven
staan. De noodzaak te blijven investeren in de ontwikkeling van de stad, zodat haar
(economische) basis wordt versterkt en de noodzaak de fysieke en sociale
infrastructuur op niveau te (onder-) houden, legt een zware claim op de financiële
middelen van de gemeente. Op onderdelen noodzaakt dat een minder snelle
uitvoering van ambities en plannen dan wij wenselijk vinden. De Algemene
Uitkering uit het Gemeentefonds groeit weliswaar weer, deze groei is echter
onvoldoende om de ontwikkeling van inwoners, woningen, fysieke infrastructuur
bij te houden, laat staan de in het verleden, bij een stagnerende uitkering,
opgelopen achterstand in te halen. "Extra" middelen in het kader van bijvoorbeeld
het Grote Steden Beleid (GSB) bieden hiervoor slechts een beperkte compensatie.
De moeilijke financiële positie van gemeenten steekt schril af bij de positieve
geluiden op rijksniveau, waar de discussie zich vooral richt op "hoe" het overschot
besteed moet worden. Er kan dan ook gesproken worden van "centrale rijkdom bij
decentrale armoede".
Het bepalen van het financieel perspectief voor de komende jaren is omgeven met
vele onzekerheden. Het is altijd moeilijk te voorspellen wat de toekomst brengen
zal, maar voor de komende beleidsperiode zijn de onzekerheidsmarges voor een
prognose echter extra ruim. Vanuit het Rijk wordt gewerkt aan beleids
aanpassingen die grote gevolgen voor de gemeentelijke financiën zullen hebben.
Voor de afzonderlijke gemeenten zijn de consequenties van deze aanpassing nog
beslist niet te overzien.
De belangrijkste aanpassingen zijn:
Invoering van het BTW compensatiefonds. De regering bereidt een wet voor
waardoor gemeenten belastingplichtig worden voor een belasting gelijk aan de
omzetbelasting voor het bedrijfsleven. Deze regeling moet bewerkstelligen dat
beslissingen over zelf doen of uitbesteden fiscaal budgettair neutraal zijn. De
keuze kan dan worden gedaan voor de meest efficiënte en effectieve
handelwijze zonder dat de belastingen daarbij als verstorende factor optreden.
Gemeenten zullen door deze regeling de belasting terug krijgen die zij op
inkoopnota's betalen. De regeling is derhalve gunstig voor gemeenten. Om dat
te compenseren wordt er een korting toegepast op het Gemeentefonds.
Daarmee wordt beoogd dat, op het tijdstip van inwerking treden van de
regeling, het BTW compensatiefonds budgettair neutraal voor gemeenten en
Rijk wordt ingevoerd. Ook als de regeling voor de totaliteit budgettair neutraal
wordt ingevoerd zegt dat nog niets over de effecten voor iedere specifieke
gemeente. Echter, ook bij een zogenaamde budgettair neutrale invoering zijn er
41
PERSPECTIEFNOTA PLUS 2001