3.1.2 Vermogenspositie 3.1.3 Financiële startpositie 3.1.4 Prognose financieel resultaat 2000 problemen. De rijksoverheid rekent in kasstromen, de gemeentelijke overheid met het baten en lastenstelsel. Dat betekent dat de omzetbelasting op investeringen ineens wordt verrekend in het gemeentefonds. De budgettaire besparing voor de gemeente op de kapitaallasten komt echter eerst over de totale levensduur van de investering tot uiting. Dat betekent dat de eerste jaren van de invoering van dit stelsel met omvangrijke tekorten moet worden gerekend. Hiervoor is door ons vooralsnog een stelpost van f 1,25 miljoen structureel opgenomen met ingang van 2002. Budgettering van 25% van de bijstandsuitgaven. Van de gemeenten wordt meer financiële verantwoordelijkheid gevraagd voor de uitvoering van de ABW. Een groter deel van de uitkeringen komt voor rekening en risico van de gemeente. Daartegenover staat een verhoging van de Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds. Hoe dit voor onze gemeente uitpakt is nog onduidelijk, er zijn zowel proefberekeningen van het ministerie geweest waarbij Leeuwarden er sterk op vooruit ging als ook berekeningen die een sterk negatief resultaat lieten zien. Vooralsnog is deze post p.m. geraamd. Actualisering aantal uitkeringsgerechtigden. De berekening van de vergoeding in de Algemene Uitkering voor onder andere de uitvoeringskosten van de ABW is gebaseerd op het gemiddelde van het aantal uitkeringsgerechtigden van een aantal jaren geleden. Verwacht kan worden, dat nu een herijking van de verdeelmaatstaven plaats gaat vinden, ook deze verdeelmaatstaf wordt geactualiseerd. Daarmee is rekening gehouden. Verondersteld is daarbij dat via andere uitkeringsfactoren 65% van wat bij deze factor weglekt, naar de gemeente terugvloeit. Dit zogenaamde tweede orde effect is zeker aanwezig, de omvang daarvan is echter niet nauwkeurig in te schatten. Er vindt een hertaxatie van de onroerende zaken plaats. Op basis van de landelijke uitkomst van de hertaxaties zal aanpassing plaatsvinden van het verrekentarief voor de Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds. De uitkomst voor onze gemeente is niet te voorspellen en daarom vooralsnog p.m. geraamd. Herijking van de verdeelmaatstaven. Een aantal verdeelmaatstaven voor de Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds zal worden herijkt. Dit betreft onder meer de verdeelmaatstaven voor de fysieke infrastructuur en voor de integratie-uitkering sociale vernieuwing. De eerste zal waarschijnlijk een positief resultaat opleveren, de tweede negatief. Met de laatst gepubliceerde cijfers van proefberekeningen is rekening gehouden in deze Perspectiefnota. Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de onzekerheden over de toekomstige ontwikkelingen op financieel terrein groter zijn dan ooit. Deze externe, nauwelijks te beïnvloeden ontwikkelingen zullen van grote invloed zijn op de mogelijkheden voor de komende jaren. De wijze waarop de rijksoverheid omgaat met haar begrotingsoverschot is daarbij eveneens cruciaal. Wanneer het overschot wordt geïnvesteerd in fysieke infrastructuur, onderwijs en/of zorg ontstaat ook voor de gemeente extra financiële ruimte. Wanneer aanwending plaatst vindt voor lastenverlichting en/of aflossing van de staatsschuld worden de gemeentelijke financiële middelen niet verruimd. Ook hierbij hebben de rijkskeuzes direct gevolgen voor de gemeentelijke begrotingsruimte. 42 PERSPECTIEFNOTA PLUS 2001 In het Bestuursprogramma 1998-2002 is vastgelegd dat de vrij besteedbare Algemene reserve tenminste f 15 miljoen moet bedragen als buffer voor incidentele tegenvallers. Hoewel er geen algemene normen zijn voor de noodzakelijke omvang van het eigen vermogen bij een gemeente heeft deze meer intuïtief bepaalde grens goed gewerkt. Tegenvallers konden worden opgevangen en jaarlijks wordt aan een overschot boven deze minimumgrens een bestemming gegeven. Voor het beoordelen van de vermogenspositie is niet alleen de hoogte van de Algemene reserve van belang, maar ook de samenstelling van de activa en de hoogte van de voorzieningen. Een deel van de boekwinst op de aandelen Bouwfonds (50%) en een deel van de middelen in het kader van het afromen van de Algemene reserve aangewend voor balanssanering (zie paragraaf 3.3 - pagina 48). Door deze operatie wordt enerzijds een betere balanspositie verkregen, terwijl anderzijds meer structurele middelen beschikbaar komen. Na vaststelling van de Begroting 2000 was de financiële positie als volgt: Meerjarenperspectief (x f 1.000,—) 2000 2001 2002 2003 2004 Startpositie op 01/01 15 15 2.401 907 992 Mutaties volgens meerjarenraming 2000-2003 0 2.386 -1.494 85 0 Eindstand 31/12 15 2.401 907 992 992 Ontwikkeling Algemene reserve (x f 1.000,—) 2000 2001 2002 2003 2004 Startpositie per 01/01 24.789 18.507 22.919 27.271 32.584 Door de raad aangenomen moties -816 Hogere stortingen dan geraamd 1999 247 Afroming reserves en voorzieningen 1.755 Gecorrigeerde stand per 01/01 25.975 18.507 22.919 27.271 32.584 Rentetoevoeging 1.428 1.017 1.260 1.499 1.792 Rentesupplement overige reserves/voorzieningen 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 Onderuitputting kapitaallasten 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500 Vermogenswinsten 300 300 300 300 300 Diverse mutaties volgens Begroting 2000 -12.711 -2.806 -1.615 -978 Structureel begrotingsresultaat 15 2.401 907 992 992 Eindstand 31/12 18.507 22.919 27.271 32.584 39.168 Tabel 3.1 Wij merken op dat de Algemene reserve in deze tabel per 1 januari 2000 f 1.186.000,- gunstiger is dan begroot. Deze gunstiger uitgangspositie is vooral veroorzaakt door de resultaten van een derde opschoningsactie van reserves en voorzieningen. Sinds de vaststelling van de Begroting 2000 hebben er ontwikkelingen plaatsgevonden die van invloed zijn op de financiële positie. Het gaat daarbij om de volgende zaken. Uitzettingen en inkrimpingen Evenals in voorgaande jaren is er sprake van budgetuitzettingen en inkrimpingen. 43 PERSPECTIEFNOTA PLUS 2001

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2000 | | pagina 487