Blad 2 Belangrijke punten in de afweging van deze opties zijn onder andere (in willekeurige volgorde) geweest: a. het al dan niet zelf daadwerkelijk in de herinrichting betrokken zijn van straten; b. het in de heffing betrokken raken van woningen; c. het streven naar overeenstemming met LEON inzake de afbakening van het exploitatiegebied; d. het risico van onverbindend verklaren van de belastingverordening door de rechter als gevolg van het buiten de heffing laten van gebate onroerende zaken; e. de spreiding van het te verhalen bedrag over het aantal eigenaren van gebate onroerende zaken; f. relevante uitspraken in de jurisprudentie. De afweging van al deze factoren heeft in ons college geleid tot een voorkeur voor een optie die tussen de mogelijke beperkte en ruime uitersten in ligt, te weten: gebaat zijn direct aan het Waagplein en de Nieuwestad noord- en zuidzijde gelegen onroerende zaken, onroerende zaken die gelegen zijn aan straten die uitkomen op het Waagplein en de Nieuwestad noord- en zuidzijde en onroerende zaken die indirect grenzen aan het heringerichte gebied door middel van een voor het winkelend publiek toegankelijke overdekte passage die de onroerende zaak verbindt met een aan het heringerichte gebied grenzende onroerende zaak. De voorzieningen die worden c.q. zijn getroffen zijn specifiek gericht op detailhandel en de horeca en op andere bedrijven met een publieksfunctie (bijvoorbeeld banken en kantoren)Door de totstandkoming van de voorzieningen is een winkelgebied ontstaan dat fraaier en voor winkelend publiek aantrekkelijker is dan het tevoren was. Woningen zullen derhalve niet of nauwelijks profiteren van de getroffen voorzieningen. Daarom worden onroerende zaken die op grond van de relevante vigerende bestemmingsplannen uitsluitend een woonbestemming hebben alsmede onroerende zaken die in gebruik zijn als woning en die op grond van het bestemmingsplan geen bedrijfsfunctie c.q. publieksfunctie kunnen hebben, uitgezonderd van zowel het privaatrechtelijke als het fiscaalrechtenjke kostenverhaal1. Tenslotte zijn wij van mening dat onroerende zaken met een religieuze bestemming eveneens buiten het kostenverhaal moeten blijven; kerkgebouwen zullen nauwelijks profiteren van de getroffen voorzieningen 1 In het Handboek Grondzaken van de VNG (biz. E4/6 10) is voor een dergelijke opvatting ook steun te vinden: "Bij de herinrichting van een winkelstraat wordt de baatbelasting doorgaans alleen geheven van onroerende zaken met een bedrijfsbestemming Blad 3 Uit een laatste overleg met vertegenwoordigers van de Leeuwarder Ondernemersvereniging LEON op 25 september 2000 is helaas gebleken dat de LEON zich niet in dit consensusvoorstel kan vinden. Zij houdt namelijk vast aan het idee om de gehele binnenstad binnen de stadsgrachten aan te wijzen als uitstralingsgebied fase 1B. Verdere uitbreiding van het exploitatiegebied (bijvoorbeeld alle onroerende zaken binnen de stadsgrachten) achten wij echter niet opportuun omdat wij van mening zijn dat andere onroerende zaken dan de onroerende zaken bedoeld in ons voorstel in casu niet als gebaat kunnen worden aangeduid. Een en ander houdt in dat wij van mening zijn, dat uitsluitend de onroerende zaken gelegen aan de volgende straten en stegen in het kostenverhaal dienen te worden betrokken: het Waagplein, Nieuwestad noord- en zuidzijde ten oosten van de Duco Martenapijp, de Wirdumerdijk, Peperstraat, Naauw, StJacobsstraat, Weerd, Herenwaltje, Oude Lombardsteeg, Kleine Kerkstraat, Nieuwesteeg, Bagijne- steeg, Hoedemakerssteeg, Oude Doelesteeg, Nieuwestad noord en zuidzijde ten westen van de Duco Martenapijp en de Ype Brouwerssteeg, alsmede het winkelcentrum Zaailand en de parkeergarage Zaailand. De exacte begrenzing van het gebied is weergegeven op de als bijlage bij dit raadsvoorstel gevoegde tekening (bijlage 1) Gelet op het vorenstaande stellen wij u dan ook voor het op de tekening aangegeven gebied aan te wijzen als exploitatiegebied fase 1B en te bepalen dat de binnen de rode omlijning gelegen onroerende zaken zijn gebaat door de aanleg van de voorzieningen van openbaar nut. 2. Vaststelling van de begroting van kosten en opbrengsten Bij de vaststelling van het aangevuld bekostigingsbesluit voor fase 1B op 15 maart 1999 is bepaald dat maximaal f 1.625.000,van de kosten van herinrichting van het Waagplein en de gedeelten van de Nieuwestad noord- en zuidzijde ten oosten van de Duco Martenapijp tussen stoeprand en walkant worden verhaald op de genothebbenden krachtens eigendom van de gebate onroerende zaken. In de calculaties van de herinrichtingskosten van de binnenstad wordt met het hiervoor vermelde bedrag rekening gehouden. Een specificatie van kosten en opbrengsten is als bijlage iA en 1B bij dit raadsvoorstel gevoegd. Rekening houdend met het bovenstaande stellen wij u voor de begroting van kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 4 lid 2 sub f van de Exploitatieverordening gemeente Leeuwarden 1997 als volgt vast te stellen:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2000 | | pagina 464