Blad 4
Als heffingsmaatstaf voor onroerende zaken die zich
hoofdzakelijk boven de grond bevinden, is in dit geval
gekozen voor een gecombineerde heffingsmaatstaf: de
oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan volledig
mag worden bebouwd en de gevellengte van een onroerende
zaak. De exacte bepaling van achtereenvolgens de
oppervlakte en de gevellengte wordt nader uitgewerkt in
respectievelijk lid 3 en lid 4 van artikel 4. Argument voor
het beperken van de te belasten oppervlakte tot 40 meter
van de gevel is dat de baat bij de voorzieningen afneemt
naar mate de afstand tot de nieuwe voorzieningen groter is.
Bovendien pakt de heffing op deze manier billijker uit voor
(relatief) diepe percelen die volgens het bestemmingsplan
weliswaar volledig mogen worden bebouwd, maar die
bijvoorbeeld door de aanwezigheid van tuinen niet volledig
bebouwd zijn en ook niet te verwachten is dat men ze in de
naaste toekomst volledig zal bebouwen. De te belasten
diepte is zo gekozen dat de gemiddelde diepte van de
bestaande bebouwing op de begane grond steeds in de heffing
wordt betrokken. Indien percelen met meerdere zijden aan
zowel de openbare ruimte als de hierop uitkomende
straten/stegen zijn gelegen dan blijft buiten beschouwing
de oppervlakte van de onroerende zaak die is gelegen op een
afstand van meer dan 4 0 meter van ieder van die zijden.
Door het hanteren van verdiepingsfactoren (lid 5) wordt bij
de heffing rekening gehouden met de baat van de eerste
verdieping. Daarbij is ervan uitgegaan dat met name de
begane grond is gebaat. Hiervoor geldt daarom een factor
van 0,8. Voor de eerste verdieping geldt een factor van
0,2. Er is gekozen voor een factor van 0,2 voor de
verdieping omdat de eerste verdieping veel minder baat
heeft bij de te treffen voorzieningen. Dit blijkt onder
meer uit het feit dat de eerste verdieping(en) in het
gebate gebied slechts beperkt worden gebruikt voor
(winkeldoeleinden waarmee men profiteert van de
voorzieningen, doordat de eerste verdiepingen overwegend
een woonbestemming hebben. Een andere reden voor een lagere
verdiepingsgfactor voor de verdieping is bovendien gelegen
in het feit dat in veel gevallen de bebouwde oppervlakte
van de verdieping aanzienlijk kleiner is dan van de begane
grond. Onroerende zaken die hoofdzakelijk onder de grond
liggen krijgen een verdiepingsfactor van 1,0 toegedicht
omdat, zoals bij garage Zaailand het geval is, de gehele
onroerende zaak gebaat is bij de getroffen voorzieningen.
De hoogte van de liggingsfactoren (lid 6) is bepaald door
de ligging van de betreffende straten en stegen ten
opzichte van het heringerichte Waagplein en/of Nieuwestad
noord -en zuidzijde ten oosten van de Duco Martenapijp. In
dit kader is het van belang te realiseren dat de
herinrichting van het Waagplein ingrijpender is geweest dan
de herinrichting van de Nieuwestad noord -en zuidzijde ten
Blad 5
oosten van de Duco Martenapijp. Een en ander is in de
liggingsfactoren voor de Nieuwestad noord- en zuidzijde en
voor de hierop uitkomende straten en stegen tot uiting
gebracht door aan deze straten en stegen een lagere factor
toe te kennen dan het Waagplein en de hierop uitkomende
straten en stegen. Verder krijgen onroerende zaken die
gelegen zijn aan een op het heringerichte gebied uitkomende
straat of steeg die op het smalste punt smaller is dan 1,50
meter een liggingsfactor van 0,1 toebedeeld. Hierdoor wordt
recht gedaan aan het feit dat deze stegen/straten (Ipe
Brouwerssteeg en Hoedemakerssteeg) vanwege hun breedte en
aanzien door het winkelend publiek beduidend minder als
toegangsstraat tot het heringerichte gebied worden
gebruikt
Hierbij dient in het kader van deze verordening onder het
Waagplein te worden verstaan het gebied c.q. plein vanaf
enerzijds de onroerende zaak gelegen aan de Nieuwestad
noordzijde 107 (kadastraal perceel 2249) tot en met de
onroerende zaak gelegen aan de Nieuwestad noordzijde 141
(kadastraal perceel 2536) en anderzijds vanaf de onroerende
zaak gelegen aan de Nieuwestad zuidzijde 126 (kadastraal
perceel 4560) tot en met de onroerende zaak aan de
Nieuwestad zuidzijde 168 (kadastraal perceel 4274). Het
Waagplein omvat dus ook de pijp c.q. brug (kadastraal
perceel 1948) en het Waaggebouw (kadastraal perceel 948)
De aan het Waagplein gelegen gebate onroerende zaken hebben
een liggingsfactor van 1,25 gekregen.
Onroerende zaken die indirect grenzen aan het her in te
richten gebied door middel van een voor het winkelend
publiek toegankelijke overdekte passage (lid 6 sub e) zoals
in casu de parkeergarage Zaailand en het winkelcentrum
Zaailand krijgen eveneens een lage liggingsfactor van 0,1
toebedeeld. De reden hiervoor is dat beide onroerende zaken
slechts gebaat zijn bij de getroffen voorzieningen in het
heringerichte gebied omdat dit gebied vanuit het
winkelcentrum en de garage via de overdekte passage kan
worden bereikt; zij grenzen indirect aan het heringerichte
gebied.
Artikel 5 Belastingtarief
Bij het bepalen van de tarieven is uitgangspunt geweest dat
de helft van de kosten via de oppervlakte wordt omgeslagen
over de gebate onroerende zaken en de andere helft van de
kosten wordt omgeslagen over de gevellengte van de gebate
onroerende zaken.