Blad 4
diepte is zo gekozen dat de gemiddelde diepte van de
bestaande bebouwing op de begane grond steeds in de heffing
wordt betrokken. Indien percelen met meerdere zijden aan
openbare ruimte in het gebate gebied zijn gelegen, wordt
van alle zijden de oppervlakte tot maximaal 40 meter diep
belast
Door het hanteren van verdiepingsfactoren wordt bij de
heffing rekening gehouden met de baat van de eerste
verdieping. Daarbij is ervan uitgegaan dat met name de
begane grond is gebaat. Hiervoor geldt daarom een factor
van 0,8. Voor de eerste verdieping geldt een factor van
0,2. Er is gekozen voor een factor van 0,2 voor de
verdieping omdat de eerste verdieping veel minder baat
heeft bij de te treffen voorzieningen. Dit blijkt onder
meer uit het feit dat de eerste verdieping(en) in het
gebate gebied slechts beperkt worden gebruikt voor
(winkeldoeleinden waarmee men profiteert van de
voorzieningen, doordat de eerste verdiepingen overwegend
een woonbestemming hebben. Een andere reden voor een lagere
verdiepingsfactor voor de verdieping is bovendien gelegen
in het feit dat in veel gevallen de bebouwde oppervlakte
van de verdieping aanzienlijk kleiner is dan van de begane
grond.
Artikel 5 Belastingtarief
Bij het bepalen van de tarieven is uitgangspunt geweest dat
de helft van de kosten via de oppervlakte wordt omgeslagen
over de gebate onroerende zaken en de andere helft van de
kosten wordt omgeslagen over de gevellengte van de gebate
onroerende zaken.
Omdat niet elke straat even ingrijpend wordt aangepakt c.q.
heringericht, vindt er in artikel 5 een
tariefdifferentiatie plaats naar straat. De tarieven zijn
zodanig vastgesteld dat rekening wordt gehouden met de
uiteenlopende investeringen in de verschillende straten.
Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een
jaarlijkse heffing
De baatbelasting is in beginsel een heffing ineens. De
belastingplichtige zal, na het vervallen van het tijdstip
waarop de belasting verschuldigd is, de heffing ineens
moeten betalen. Op verzoek van de belastingplichtige kan de
baatbelasting echter in de vorm van een jaarlijkse
belasting gedurende tien jaren worden geheven. In dit
artikel is een regeling opgenomen voor belastingplichtigen
die de baatbelasting gespreid over de door de gemeente
vastgestelde termijn van tien jaren willen betalen.
Belastingplichtigen dienen hiertoe een verzoek te doen.
Tegen de beslissing van de gemeente op het verzoek staat
geen bezwaar en beroep open. De gemeente heeft echter de
vrijheid om ook buiten de gestelde termijn het verzoek
alsnog in te willigen. In het vijfde lid van dit artikel is
Blad 5
een regeling opgenomen voor het geval dat een
belastingplichtige, op wie de gespreide regeling van
betaling van toepassing is, gedurende de loop van de
belastingperiode ophoudt belastingplichtig te zijn.
Het zesde lid geeft een regeling voor de situatie dat een
onroerende zaak in de loop van de heffingsperiode wordt
gesplitst. De Hoge Raad heeft in het verleden beslist dat
de baatbelasting bij het opsplitsen van het belastbaar
perceel op het desbetreffende perceel blijft rusten (Hoge
Raad 30 maart 1988, nr. 25.360, Belastingblad 1989, blz.
182)Het ging in dat arrest om een baatbelasting voor de
aanleg en verbetering van een weg. De maatstaf van heffing
was de oppervlakte. Een gebaat perceel werd na een aantal
jaren voor een deel verkocht, waardoor het deel dat de
oorspronkelijke eigenaar behield niet langer aan de weg
lag. De Hoge Raad besliste dat de baatbelasting die rustte
op het gehele oorspronkelijke perceel is blijven rusten op
het daarvan afgesplitste perceel, ook al zou dit laatste
perceel niet langer gebaat zijn door de getroffen
voorzieningen
Artikel 7 Wijze van heffing
Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen
gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van
aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere
wijze. In deze verordening is gekozen voor de heffing bij
wege van aanslag.
Artikel 8 Termijnen van betaling
In dit artikel zijn de termijnen van betaling opgenomen. Er
is gekozen voor één termijn van twee maanden na dagtekening
van het aanslagbiljet.
Artikel 9 Kwijtschelding
Er is gekozen voor een bepaling in de verordening die
regelt dat in het geheel geen kwijtschelding van
baatbelasting wordt verleend.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester
en wethouders
In verband met de inwerkingtreding van de derde tranche van
de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1996, 333) en de daarop
gebaseerde aanpassingswetgeving (Stb. 1997, 510 en 580),
komen de bevoegdheden die in de AWR en de Invorderingswet
1990 zijn toebedeeld aan de minister van financiën met
ingang van 1 januari 1998 toe aan het college van
burgemeester en wethouders (was: de raad). Aangezien
artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat al hetgeen voor
de heffing en de invordering van belang is in de
belastingverordening moet staan, heeft de VNG ervoor
gekozen in de modelverordeningen gemeentelijke belastingen
een bepaling op te nemen die aangeeft dat het mogelijk is