vastrentende waarden, zodat het risico van grote schommelingen in het rendement wordt gespreid. Voorts kunnen decentrale overheden erop letten dat de periode gedurende welke de vastrentende waarde wordt aangehouden zoveel mogelijk is afgestemd op de (resterende) looptijd van de waarde. Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn niet toegestaan, aangezien deze financiële waarden in hoge mate gevoelig zijn voor marktbewegingen. De enige wijze waarop (op het rendement van) aandelen (gebaseerde constructies) als voldoende prudent kunnen worden beschouwd is indien bij het desbetreffende financiële product de hoofdsom wordt gegarandeerd door een instelling die voldoet aan artikel 2 (de hierboven genoemde zogenaamde garantieprodukten). Bij het beleggen in garantieproducten zouden decentrale overheden bij het bepalen van de looptijd van het product wel rekening dienen te houden met de mate waarin hoofdsom en -deel- rendement zijn gegarandeerd. Bij een beleggingsproduct met een lange looptijd (vanaf bijvoorbeeld 5 jaar) met enkel een hoofdsomgarantie kan immers de ruimte bestaan om de (mogelijk hoog oplopende) rente-inkomsten en een deel van het ingelegde bedrag risicovol te beleggen. Bij lange looptijden gaat er dan ook de voorkeur naar uit dat naast de hoofdsom een minimum rendement (bijvoorbeeld het inflatieniveau) is gegarandeerd. Bij het uitzetten in de vorm van garantieproducten wordt aanbevolen dat decentrale overheden in het financieringsstatuut en de financieringsparagraaf aangeven welk risico er wordt gelopen bij individuele producten. Artikel 4 Artikel 4 en deze artikelsgewijze toelichting dienen ter vervanging van de derivatencirculaire (BGW95/48-M) uit 1995. Een aantal elementen uit de circulaire komt niet terug in deze toelichting, maar in de toelichting van de verplichtstelling van het financieringsstatuut (via wijziging van o.a. Gemeentewet; zie voetnoot 1). Dit aangezien het elementen van meer administratief organisatorische aard betreft. In de artikelsgewijze toelichting van de Wet financiering decentrale overheden is aangegeven dat financiële derivaten hun bestaansrecht ontlenen aan bewegingen in de marktwaarde (koers) van activa die op financiële en goederenmarkten worden verhandeld, alsmede aan bewegingen in de marktwaarde van de onderliggende referentieprijzen en indices. Derivaten bieden de mogelijkheid om risico's af te dekken (hedgen), of juist risico's aan te gaan (speculeren). Derivaten kunnen (mits voldoende deskundigheid bij het openbaar lichaam aanwezig is) een waardevolle rol vervullen bij het renterisicomanagement van decentrale overheden. 26 In het tweede lid van artikel 2 van de wet wordt echter wel gesteld dat derivaten alleen op prudente wijze gebruikt mogen worden. In deze ministeriële regeling wordt dit verwoord in de zin dat derivaten uitsluitend gebruikt mogen worden ter afdekking van financiële risico's (hedgen). Deze minimale eis wordt gesteld omdat openbare lichamen vanwege hun publieke functie gemeenschapsgelden beheren, waarmee op risicomijdende wijze mee omgesprongen dient te worden. Hieronder volgt een toelichting terzake aan de hand van twee criteria voor een risicomijdend/prudent gebruik van derivaten. 1Gesloten posities Een prudent gebruik van derivaten houdt in elk geval in dat de onderliggende waarde waarop het derivaat betrekking heeft gelijke modaliteiten (in omvang, looptijd) heeft als de bijbehorende financieringsbehoefte of bijbehorende overtollige middelen. Van belang is dat het derivaat geen groter risico met zich meebrengt dan het risico dat ermee wordt afgedekt. Hiervan kan sprake zijn indien onzekerheid bestaat over de modaliteiten van een toekomstige financieringsbehoefte of overschot. Indien van een dergelijke situatie sprake is, gaat de voorkeur uit naar derivaten waarbij geen verplichting bestaat tot uitoefening van het derivaat (zoals wel het geval is bij een FRA6, future7 of een swap8), maar slechts de mogelijkheid daartoe (zoals bij het kopen van een optie Indien redelijke zekerheid bestaat over de toekomstige financiële stroom, kunnen zowel FRA's, swaps als opties adequate instrumenten zijn in het renterisicomanagement van decentrale overheden. Het afsluiten van derivaten in vreemde valuta behoort niet tot de mogelijkheden, aangezien decentrale overheden op basis van het Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden geen leningen in vreemde valuta mogen afsluiten. Het schrijven van opties is in de regel niet toegestaan, aangezien de verkoper van een optie de plicht heeft om de afgesproken transactie uit te voeren als de koper zijn recht uitoefent. Daarmee loopt de verkoper van een optie een in beginsel onbeperkt risico. Er zijn evenwel situaties denkbaar waarin het schrijven van een optie binnen het begrip 'prudent gebruik van derivaten' zou kunnen vallen. Een mogelijk voorbeeld hiervan is Onder een Forward Rate Agreement (FFtA) wordt verstaan: een overeenkomst om na afloop van een bepaalde termijn het verschil te verrekenen tussen het nu vastgestelde interestniveau en het op dat moment geldende niveau van de marktrente voor de overeenkomstige looptijd. Flierdoor is het mogelijk de toekomstige rente vast te leggen. Onder een future wordt verstaan: een gestandaardiseerd termijncontract dat op de beurs wordt verhandeld en betrekking kan hebben op diverse financiële waarden (bijvoorbeeld obligaties, geldmarktrentes, aandelenindices). Bij het afsluiten van een futuretransactie wordt de termijnprijs vastgelegd. Veranderingen in de marktwaarde van de onderliggende financiële waarden worden tussentijds (via de beurs) tussen koper en verkoper verrekend. Onder een swap wordt verstaan: een overeenkomst tussen twee marktpartijen om toekomstige betalingsstromen van verschillend karakter, voor een bepaalde periode met elkaar te ruilen. Voor openbare lichamen is alleen de renteswap relevant. Hierbij heeft de uitwisseling van betalingsstromen betrekking op rentebetalingen. Valutaswaps zijn niet toegestaan. Onder een optie wordt verstaan: het recht voor de koper tot het doen van een transactie. Indien de transactie de koop van het onderliggende activum betreft, dan is sprake van een call-optie. Betreft de transactie de verkoop hiervan, dan wordt gesproken van een put-optie. 27

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2000 | | pagina 526