Obligaties
De gewone obligatielening is een vorm van vreemd vermogen.
Er kleven nogal wat haken en ogen aan alvorens een
obligatielening uitgegeven kan worden. Als
beleggingsinstrument kan de obligatie echter zeer
interessant zijn. Eerst zullen de algemene aspecten van een
obligatie aan de orde komen en vervolgens enkele specifieke
verschijningsvormen van de obligatie.
De koper van een obligatie verkrijgt het recht op een
bepaalde kasstroom gedurende een bepaalde tijd. De
kasstroom heeft betrekking op rente- en
aflossingsbetalingen. In de leningsvoorwaarden is een
aantal relevante kasstromen opgenomen zoals de grootte van
de lening, het aantal uit te geven obligaties, de looptijd,
de couponrente en de aflossingsstructuur. Daarnaast worden
de rechten en verplichtingen van de geldnemers en de
geldgevers opgenomen. Naarmate de geldgever meer rechten
heeft zal hij genoegen moeten nemen met een lagere
couponrente. De rechten en plichten beïnvloeden uiteraard
het risico van de vermogensverstrekker.
Ingeval van een gewone obligatie is sprake van een vaste
looptijd, een vaste couponrente en een vaste
aflossingsstructuur. Indien de aflossing in één keer
geschiedt aan het einde van de looptijd is sprake van een
bullet-leningEr kan ook sprake zijn van een aflossing in
een aantal termijnen. Op basis van deze gegevens kunnen de
kasstromen worden bepaald waarbij de (marktwaarde van een
obligatie vervolgens bepaald kan worden door de contante
waarde te berekenen van de toekomstige kasstromen.
De kasstromen worden contant gemaakt tegen het door de
belegger geëiste rendement ofwel de marktrente. Voor iedere
organisatie en voor ieder type vermogenstitel is deze
marktrente weer anders.
Indien de couponrente hoger ligt dan de marktrente zal
gedurende de looptijd van de lening de marktwaarde van de
obligatie boven de nominale waarde liggen. De obligatie
noteert dan zogezegd boven pari. Indien de couponrente
immers hoger is dan de marktrente zal een belegger bereid
zijn voor een dergelijke obligatie meer te betalen dan de
nominale waarde. Naarmate de resterende looptijd korter is
neemt de waarde van dit voordeel af en daalt de marktprijs
van de obligatie langzaam aan richting 100% ofwel de
nominale waarde. Zolang de couponrente exact gelijk is aan
de marktrente, zal de waarde van de obligatie gelijk zijn
aan de nominale waarde en derhalve een koers noteren van
100%. Bij een couponrente die onder de marktrente ligt zal
de marktwaarde van de obligatie onder de nominale waarde
liggen maar naarmate de looptijd vordert tenderen richting
100%.
De resterende looptijd van een obligatie geeft aldus een
indicatie over de rentegevoeligheid van de obligatie. Hoe
langer de resterende looptijd, hoe gevoeliger de obligatie
is voor rentewijzigingen. De marktprijs van een obligatie
wordt beïnvloedt door de kasstromen, de marktrente en de
(resterende) looptijd van de obligatie. Zoals gezegd
betreffen de kasstromen de rente- en aflossingsbedragen.
Voor een obligatie geldt dat zowel de kasstromen als de
(resterende) looptijd bekend zijn, ervan uitgaande dat de
36
geldnemer zijn verplichtingen nakomt. De enige onbekende in
de prijsbepaling is derhalve de marktrente. Fluctuaties in
die marktrente kunnen de prijs van een obligatie sterk doen
variëren. Een obligatiehouder loopt daarmee een zeker
risico wat pas blijkt als hij zijn stukken onverhoopt
tussentijds moet verkopen.
Bijzondere vormen van obligaties ontstaan door variaties
aan te brengen in de vastheid van kasstromen danwel door
het toekennen van extra rechten en verplichtingen. De meest
voorkomende varianten zullen nader worden toegelicht.
Minstdelende obligatie
Bij deze obligatie wordt de vergoeding geheel of
gedeeltelijk afhankelijk gesteld van de winst van de
onderneming
Inkomstenobligatie
Bij deze obligatie wordt alleen rente vergoed wanneer in
het desbetreffende jaar voldoende winst wordt gemaakt.
Achtergestelde obligatie
Het kenmerkende van deze obligatie is dat ingeval van
insolvent geraken van de geldnemer in kwestie,
terugbetaling van de hoofdsom geschiedt nadat de niet-
achtergestelde schulden volledig zijn terugbetaald.
Zero-bond lening
Bij een zero-bond lening wordt tussentijds geen rente
vergoed. Er vindt slechts betaling plaats aan het einde van
de looptijd. Deze betaling betreft dan de nominale waarde
van de obligatie. Bij de emissie van een zero-bond is de
uitgiftekoers ver beneden de nominale waarde. Het verschil
tussen de koers van uitgifte en de waarde waartegen de
obligatie aan het einde van de looptijd wordt afgelost (de
nominale waarde) is de vergoeding die aan
vermogensverschaffers wordt geboden. De rente-aanwas komt
dus tot uitdrukking in de koersontwikkeling van de
obligatie. Aangezien bij zero-bonds geen sprake is van een
herbeleggingsrisico als gevolg van tussentijds vrijvallende
couponrente, is het beloofde rendement op het moment van
instappen gelijk aan het effectief rendement. Althans,
indien de houder van de zero-bond de (restant) looptijd
gewoon uitzit.
Onderhandse leningen
Op de onderhandse markt komen vermogensvrager en
vermogensverstrekker direct tot elkaar en bespreken de
leningsvoorwaarden. De onderhandse markt is in Nederland
zeer goed ontwikkeld. Zo wordt de lagere overheid in
Nederland vooral bediend vanuit de onderhandse markt
alhoewel het uitgeven van een eigen MTN programma steeds
meer voor komt.
De onderhandse geldlening kan in feite geheel op maat
gemaakt worden, net als bij de specifieke vormen van een
obligatielening. Over alle voorwaarden valt te
onderhandelen waarbij uiteraard de rentecurve op de dag van
aanbieden bepalend is voor de prijs c.q. de rente die
betaald moet gaan worden. Hoewel de handel in onderhands
papier niet zo liquide is als de handel in bijvoorbeeld
37