Blad 2
Belastingplicht
Artikel 3
De bruggelden wordt geheven van de kapitein, de reder of de
eigenaar van het vaartuig.
Vrijstellingen
Artikel 4
Het recht wordt niet geheven van:
a. hospitaalschepen, waarop van toepassing is het be
paalde in artikel 1 van de internationale overeenkomst
van 1904 (goedgekeurd bij de wet van 30 december 1905,
no. 5383), betreffende aan hospitaalschepen te
verlenen vrijstelling van rechten en heffingen.
b. een roeivaartuig, behorende tot de uitrusting van een
vaartuig, waarvoor de bruggen tegelijkertijd geopend
of opengehouden is.
c. vaartuigen gebruikt voor het beroepsmatig vervoer van
goederen
Grondslag en maatstaf van heffing en tarief
Artikel 5
Het recht bedraagt voor het openen en geopend houden van:
ade Eebrug
voor het doorlaten van een vaartuig
komende vanuit de noordelijke richting,
per vaartuig f 12,50;
b. de Verlaatsbrug
voor het doorlaten van een vaartuig
komende vanuit de zuidelijke richting,
per vaartuig f 12,50;
c. de brug te Hempens
voor het doorlaten van een vaartuig
komende vanuit beide richtingen,
per vaartuig f 2,00.
Wijze van heffing
Artikel 6
De bruggelden wordt geheven bij wege van kennisgeving, zoals
aangegeven op de duidelijk zichtbaar geplaatste
pubiicatieboröen op of nabij de bruggen.
Blad 3
Tijdstip van betaling en betaling in termijnen
Artikel 7
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de
Invorderingswet moeten de bruggelden bij de doorvaart
worden betaald.
2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in
de voorgaande leden gestelde termijnen.
Nadere regels door het college van
burgemeester en wethouders
Artikel 7
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels
geven met betrekking tot de heffing en de invordering van
bruggelden.
Citeertitel
Artikel 8
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening
bruggelden Leeuwarden 2001"
Inwerkingtreding
Artikel 9
1. De "Verordening bruggeld 1995", vastgesteld bij
raadsbesluit van 8 november 1994, goedgekeurd bij
besluit van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
van 12 januari 1995, nr. FBA95/7/U1, voor het laatst
gewijzigd bij raadsbesluit van 3 november 1998, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid ge
noemde datum van ingang van de heffing, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de be
lastbare feiten die zich voor die datum hebben voorge
daan