Blad 2
Belastingplicht
Artikel 3
1. De hondenbelasting wordt geheven van de houder van een
hond
2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke ti
tel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt
dat een ander de houder is.
3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden
wordt aangemerkt als het houden van een hond door een
door de in artikel 231, lid 2, onderdeel b, van de
Gemeentewet bedoelde ambtenaar aan te wijzen lid van
dat huishouden.
Grondslag en maatstaf van heffing
Artikel 4
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt
gehouden
Vrij stellingen
Artikel 5
De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:
a. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij
tezamen met de moederhond door dezelfde persoon worden
gehouden;
b. die, uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;
c. gehouden op vaartuigen door daarin wonende schippers,
die geen woonplaats aan de vaste wal hebben, mits de
honden aan boord van het vaartuig worden gehouden;
d. die in een hondenasiel of bewaarplaats verblijven,
indien de eigenaar of bestuurder van een dergelijke
inrichting houder is van een vergunning, als bedoeld in
artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming en die
tijdelijk in deze inrichtingen verblijven;
e. boven het getal van twee, die uitsluitend ten verkoop
in voorraad gehouden door een houder met een ver
gunning, als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de
dierenbescherming, mits en voor zover die honden
uitsluitend ten verkoop in voorraad worden gehouden;
r. waarvan de houder geen ingezetene der gemeente is, en
de hond niet langer dan drie maanden in het belasting
jaar in de gemeente verblijft.
Blad 3
Belastingtarief
Artikel 6
De belasting bedraagt per belastingjaar:
a. voor een eerste hond f 116,40;
b. voor een tweede hond f 168,60;
c. voor iedere hond boven
het aantal van twee f 232,80.
In afwijking in zoverre van de
voorgaande leden bedraagt de belasting
voor honden, gehouden in kennels die
zijn geregistreerd bij de Raad van
Beheer op Kynologisch gebied in
Nederland, per kennel f 279,-.
Belastingjaar
Artikel 7
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Wijze van heffing
Artikel 8
1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
2. Belastingaanslagen van minder dan f 20,00 worden niet
opgelegd
Ontstaan van de belastingschuld en
heffing naar tijdsgelang
Artikel 9
1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het
belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van
de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belas
tingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop
van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, res
pectievelijk de hogere belasting ter zake van het
toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel
twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de
belastingplicht, respectievelijk de toename van het
aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.