Blad 6
Door deze gefaseerde ingroei naar het objectief verdeel
model worden enerzijds grote herverdeeleffecten bij de
start van het FWI vermeden en wordt anderzijds voorkomen
dat gemeenten die in het verleden relatief minder goed
hebben gepresteerd, en daardoor een relatief groot
historisch aandeel hebben, hiervan lang kunnen profiteren.
Gemeenten lopen financiële risico's, met name als de
feitelijke uitgaven in het inkomensdeel hoger uitkomen dan
geraamd in de rijksbegroting. Het is niet mogelijk gebleken
om op macroniveau bij uitgavenontwikkelingen die afwijken
van het geraamde budget een onderscheid te maken tussen
beïnvloedbare en niet beïnvloedbare factoren. Om deze reden
is er voor gekozen om een aanpassingssystematiek van het
macrobudget te hanteren die in het voordeel is van
gemeenten.
Indien blijkt dat de feitelijke uitgavenontwikkeling lager
uitkomt dan het geraamd macrobudget, zal het macrobudget
niet neerwaarts worden aangepast. De meevallers die daar
door ontstaan dienen te worden ingezet in het verlengde van
het doel van de wet. Als in de loop van het begrotingsjaar
de uitgaven hoger uitkomen dan geraamd, wordt de verhoging
van het macrobudget geheel door het Rijk gecompenseerd door
middel van een verhoging hiervan. Door middel van deze
systematiek komt het financieel risico van een tegen
vallende conjuncturele ontwikkeling volledig bij het Rijk
te liggen en is het voordeel van een meevallende conjunc
turele ontwikkeling (incidenteel) volledig voor de
gemeente
Dit alles neemt niet weg dat er sprake zal blijven van
financiële risico's. Dit is inherent aan budgettering.
De risico's worden echter op twee manieren beperkt:
1. als blijkt dat het economisch slechter gaat dan voorzien
wordt in de loop van het jaar het budget voor alle
gemeenten samen (het macro budget) vergroot. Omgekeerd:
als het economisch beter gaat dan bij het opstellen van
de begroting was voorzien, dan wordt het totaal beschik
bare budget niet verkleind;
2. voor elke individuele gemeente wordt het risico beperkt.
Het gemeentelijk 'verlies' is maximaal 15% van het
toegekende budget (25%) voor de Abw, IOAW en IOAZ of 15
gulden per inwoner. Voor gemeenten met relatief veel
bijstandsgerechtigden zal de grens van 15 gulden per
inwoner waarschijnlijk voordeliger zijn. Een voorbeeld:
stel, het budget 2001 voor onze gemeente (90 duizend
inwoners) is 24,5 miljoen. De werkelijke uitgaven in
2001 blijken na afloop 26,5 miljoen te bedragen. Dit
betekent dus een tekort van 2 miljoen. Voor rekening van
de gemeente komt dan 90.000 x f 15,- f 1,35 miljoen.
Het bedrag wat hier bovenuit komt is voor rekening van
het Rijk: 0,65 miljoen.
Blad 7
32 Het werkdeel
In het werkdeel van het FWI worden bestaande geldstromen en
instrumenten voor gemeentelijk arbeidsmarktbeleid verder
gebundeld en gestroomlijnd. In de startfase zal het werk
deel bestaan uit de Wiw inclusief de gemeentelijke middelen
voor de Reïntegratie van arbeidsgehandicapten (Rea) en
sluitende aanpak. Aan de Wiw zijn sinds 1 januari 2000 ook
de zogenaamde inkoopmiddelen in het kader van het Grote
Stedenbeleid van de G86 gemeenten toegevoegd.
In deze eerste fase van het FWI zal binnen het werkdeel
sprake zijn van enige deregulering/ontschotting.
Vanaf het jaar 2001 zullen de bestaande schotten in het
scholings- en activeringsbudget tussen het algemene
deel, het deel voor de sluitende aanpak van de nieuwe
instroom en het deel voor de wet Rea wegvallen. Dit
betekent dat deze middelen niet meer geoormerkt zijn.
Deze ontschotting ontslaat ons overigens niet van de in
de Wiw genoemde zorgplicht aan bovengenoemde groepen een
aanbod te doen.
Een overschot op het vast budget voor aanvullende kosten
dienstbetrekkingen - als gevolg van minder gerealiseerde
dienstbetrekkingen - mag worden toegevoegd aan het
scholings- en activeringsbudget van het jaar volgend op
het jaar van toekenning van dit vast budget.
Vanaf het jaar 2001 mag een overschot op het scholings-
en activeringsbudget tot een maximum van 50% van het in
het betreffende jaar toegekende budget worden toegevoegd
aan het scholings- en activeringsbudget van het daarop
volgende jaar.
Het wordt, tot slot, mogelijk om reeds in het jaar t-1
uitgaven te doen ten laste van het in het jaar t toe
gekende scholings- en activeringsbudget; ook hier geldt
het maximumpercentage van 50%, waardoor wij als
gemeente, beter dan tot nu toe, in staat zijn, meer
jarige verplichtingen aan te gaan.
4 UITVOERINGSASPECTEN EN FINANCIËN
41 Uitvoeringsaspecten
De gefaseerde invoering van het FWI draagt bij aan een
zorgvuldige uitvoering. De risico's voor de gemeente zijn
begrensd door te werken met zowel een aanpassing van het
macrobudget bijstand, als met een maximering van het
risico. Bovendien wordt het objectieve verdeelmodel voor de
uitkeringslasten Abw, IOAW en IOAZ stapsgewijs verder
ontwikkeld in een open transparant proces met de gemeenten.
Naar verwachting zullen de uitvoeringstechnische consequen
ties van het onderhavige voorstel beperkt zijn. Het voor
stel heeft met name betrekking op de finacieringssystema-
tiek van de bijstand.