Blad 4
Het FWI draagt bij aan zowel een vergrote inzet voor
activering als aan een effectievere uitvoering van de Abw,
IOAW en IOAZ. Door de vergroting van het gemeentelijk
financieel aandeel in de uitkeringslasten van deze drie
wetten krijgen gemeenten, anders dan bij de huidige
financieringswijze, een financieel belang bij een effec
tieve en efficiënte inzet van de ter beschikking staande
reïntegratiemiddelenGemeenten die er in slagen te komen
tot een doeltreffend en doelmatig reïntegratiebeleid en als
gevolg daarvan een relatief hoge uitstroom realiseren,
zullen overhouden op hun uitkeringsbudget. Hierdoor
ontstaat een vliegwieleffect: gemeenten krijgen extra
financiële ruimte voor bijvoorbeeld reïntegratie-
activiteitenGemeenten die daar niet in slagen lopen het
risico dat zij tekort komen op hun uitkeringsbudget en
derhalve uit eigen middelen moeten bijpassen. Verwacht mag
worden dat hiervan een stimulans uitgaat om het reïntegra
tiebeleid verder te verbeteren.
Door vergroting van het financieel belang zal de behoefte
toenemen om meer en beter inzicht te verkrijgen in de
resultaten van de inspanningen om het beroep op de bijstand
zo goed mogelijk te beperken. Via meting en vergelijking
van resultaten kan de uitvoering worden verbeterd.
Bij de vorming van het FWI is van groot belang dat de
financiële risico's hanteerbaar zijn. Dat wil zeggen dat
het financieel risico in evenwicht moet zijn met de
mogelijkheden om bijstandsuitgaven te beïnvloeden in
relatie tot de financiële draagkracht van de gemeente. In
de wet zijn een aantal voorzieningen getroffen om aan deze
voorwaarde te voldoen. Hierop komen wij terug in punt
4. Uitvoeringsaspecten en financiën.
3 DE HOOFDLIJNEN VAN HET FWI
Het FWI zal geleidelijk worden ingevoerd. De reden hiervoor
is dat zodoende de mogelijkheid ontstaat om toe te groeien
naar de meest passende systematiek en werkwijze. In de wet
is er naar gestreefd ruimte te scheppen om, waar dat nood
zakelijk is, voldoende snel te kunnen bijsturen. Dit
betreft met name de mogelijkheid om bij algemene maatregel
van bestuur de verdeelsystematiek en de omvang van het
maximale financieel risico dat gemeenten gaan lopen, aan te
kunnen passen.
3.1 Hoodlijnen inkomendeel
In 2001 wordt gestart met een budgettering van 25% van de
(geraamde) uitkeringslasten Abw, IOAW en IOAZ (het
inkomensdeelin combinatie met de middelen van de Wiw (het
werkdeel)Tijdens deze eerste fase wordt het onder 2.
genoemde objectieve verdeelmodel voor de bijstand verder
ontwikkeld en daarna uiteindelijk stapsgewijs ingevoerd.
Blad 5
Door een gefaseerde aanpak te kiezen wordt bewerkstelligd
dat er voor gemeenten verantwoorde en beheersbare risico's
ontstaan. Vanuit die invalshoek wordt in 2003 bezien hoe
een volgende stap kan worden gezet in de ontwikkeling van
het fonds. Daartoe zal in 2002 de balans worden opgemaakt
van de tot dan toe opgedane ervaringen, zodat op basis
daarvan op verantwoorde wijze en rekening houdend met
veranderingsprocessen keuzen kunnen worden gemaakt.
Vanwege het belang om eerst ervaring op te doen met het FWI
wordt op dit moment nog geen concrete invulling gegeven aan
de verdere uitbouw van het FWI. Met het oog op het scheppen
van verantwoorde en beheersbare risico's wordt in de eerste
fase van het FWI aan gemeenten niet de mogelijkheid geboden
om door middel van experimenten een verdergaande invulling
aan het FWI te geven, bijvoorbeeld ten aanzien van de mate
van budgettering.
Zoals reeds gezegd komen besparingen, die de gemeente
realiseert op het gebudgetteerde deel van de Abw, IOAW en
IOAZ, beschikbaar om in het jaar daarop in te zetten naar
eigen inzicht op het hele terrein van Werk en Inkomen en in
het verlengde van de doelstelling van de wetHierdoor
komen dus meer middelen beschikbaar, dit in tegenstelling
tot de huidige situatie, waarin lagere uitkeringslasten
90%-deeldirect terugvloeien naar het Rijk. Logischerwijs
geldt niet het omgekeerde: overschotten op de toegekende
Wiw-middelen mogen niet ten goede komen aan het inkomens-
deel. Dit doet de activerende werking van het FWI weer
teniet
Overigens is in de wet voorzien in de mogelijkheid dat bij
algemene maatregel van bestuur de bestedingsmogelijkheden
van overschotten kunnen worden verruimd. Uitgangspunt bij
de toepassing van deze mogelijkheid zal zijn dat het dient
te gaan om een aanwending van middelen, die bijdraagt aan
de doelstelling van het FWI.
Bij de aanvang van het FWI in 2001 zal 25% van het geraamde
macrobudget op de rijksbegroting van de uitkeringslasten
uit hoofde van de Abw, IOAW en IOAZ worden gebudgetteerd;
de rest wordt via het declaratiesysteem bekostigd. Er wordt
gestart met een verdeling op basis van historische kosten
met als basisjaar 1998. Hierdoor worden de herverdeel
effecten beperkt gehouden. Het is de bedoeling om het
budget in 2002 te verdelen via een combinatie van histo
rische kosten voor de helft van het budget, basis 1999, en
objectieve factoren voor de andere helft van het budget.
Deze objectieve factoren worden in 2001 vastgesteld in het
nu in ontwikkeling zijnde objectieve verdeelmodel. De
bepaling van de gemeentelijke budgetten voor 2003 zal in
deze opzet dan geheel gebaseerd zijn op het objectieve
verdeelmodel