Blad 4 Verzoeker heeft aangegeven dat de thans ontstane situatie ongunstiger is voor zijn bedrijfspanden, resulterend in een verminderde huuropbrengst. Deze situatie wordt naar zijn mening zowel veroorzaakt door de omstandigheid dat zich in de loop der jaren in de nabijheid meer bedrijven hebben gevestigd en hij zijn monopoliepositie op die locatie is kwijtgeraakt, als ook door de vormgeving van de nieuwe aansluiting, die naar zijn mening verkeerstechnische problemen oplevert. Verzoeker vestigt er voorts de nadruk op, dat hij in plaats van de voorheen bestaande rechtstreekse aansluiting, thans aan het eind van een dode ventweg zit. De ontwikkeling van meer bedrijfsvestigingen nabij de bedrijfspanden van verzoeker, is volgens de stichting (SAOZ) geen rechtstreeks gevolg van het vrijstellings- besluit van 9 juli 1997. Als rechtstreeks gevolg kan wel worden aangemerkt de huidige gecombineerde ontsluiting van, behalve de panden van verzoeker, nog drie bedrijven op de Mr. P.J. Troelstraweg(Deze ontwikkeling was overigens al begonnen in 1986, toen, zoals opgemerkt, een gecombineerde aansluiting ontstond met de Stichting BWL De stichting meent, dat bezoekers van de gespecialiseerde bedrijven, gevestigd in het pand van verzoeker (bouwmarkt en keukens en badkamers, vervolgens babycentrum), niet zullen afzien van een bezoek aan deze zaken vanwege deze gecombineerde aansluiting. De bezoekers bestaan in het algemeen niet uit passanten, maar het zijn mensen die doelgericht de bedrijven bezoeken. Bovendien acht de stichting vanwege de nieuwe wegsituatie, met zowel linksaf- als rechtsafstroken, de bereikbaarheid alleen maar verbeterd. De mening van verzoeker dat er sprake zou zijn van een onoverzichtelijke situatie, kan men niet delen. Een iets verder van de panden gelegen aansluiting (90 m in plaats van 45 m) ziet men niet als een belemmering. De advocaat van verzoeker - aldus het rapport van de stichting - geeft in zijn faxbericht van 5 augustus 1999 (reactie op het concept-advies) aan dat de bereikbaarheid is verslechterd door het opschuiven van de aansluiting op de Mr. P.J. Troelstraweg. Een zo geringe extra afstand (en dan nog alleen voor bezoekers uit noordelijke richting - dus niet uit Leeuwarden -) betekent naar de mening van de stichting geen verslechtering als de advocaat bedoelt. Voor bezoekers komende uit de richting Leeuwarden doet zich in elk geval geen slechtere bereikbaarheid voor. De stichting ziet in de verkeersafwikkeling op de Mr. P.J. Troelstraweg wel degelijk een verbetering als gevolg van de nieuw aangelegde linksaf- en rechtsafstroken. Blad 5 De advocaat brengt vervolgens naar voren, dat de panden niet meer geschikt zullen zijn voor alle soorten detailhandel. De stichting meent evenwel, dat de omvang van de bedrijfspanden (2.850 m2 verdeeld over twee units) betekent, dat zich hier een bepaalde categorie bedrijven vestigt. Dit is in de afgelopen achttien jaren dat de panden zijn verhuurd ook gebleken. Niet elke vorm van detailhandel zal zich op deze locatie vestigen. Verzoeker heeft aangegeven, dat de nieuw ontstane verkeerssituatie, met de op kortere afstand uit de weg gelegen bocht naar de parallelweg, en de tussenliggende oversteken van de busbaan en het fietspad, voor vrachtauto's een grotere obstakel is geworden in vergelijking met de voorheen bestaande situatie. De stichting meent, dat een langere rechtstand, voordat de bocht moet worden genomen, en één kruisend fietspad in plaats van een fietspad en een busbaan de voorkeur zullen hebben van vrachtwagenchauffeurs, maar men heeft niet de indruk dat de nieuwe situatie onoverkomelijke problemen oplevert. De stichting wijst erop, dat de busbaan en het fietspad vooral tijdens de spitsuren gebruikt worden en dat er dus een groot deel van de dag weinig oponthoud zal zijn. Ook is het van belang, dat het hier alleen gaat om bevoorradingsverkeerDeze bevoorrading zal in elk geval plaatsvinden, ongeacht de vormgeving van de nieuwe aansluiting. De nieuwe verkeerssituatie betekent volgens de stichting niet, dat er een minder goede bereikbaarheid voor bevoorradingsverkeer is ontstaan. De nieuw aangelegde afbuiging naar de parallelroute voldoet aan de minimum eisen die daarvoor zijn gesteld. Een aanpassing van de huurprijzen, waarover verzoeker informatie heeft verstrekt, is naar het oordeel van de stichting dan ook geen gevolg van de door het vrijstellingsbesluit ontstane verkeerssituatie. Verzoeker heeft verder nog aangegeven, dat hij gedurende de reconstructiewerkzaamheden, aan Wickes het naastgelegen pand, dat op dat moment leegstond, tijdelijk beschikbaar moest stellen als compensatie voor de moeilijke bereikbaarheid. De gemeente heeft echter duidelijk gemaakt, aldus de stichting, dat tijdens de reconstructie werkzaamheden de bereikbaarheid van de panden nagenoeg continu aanwezig was. Conclusie Samenvattend is de stichting van mening dat zich als gevolg van het vrijstellingsbesluit ex artikel 19 WRO d.d. 9 juli 1997 geen nadelige situatie voor verzoeker heeft voorgedaan, die aanleiding zou kunnen zijn voor een planschadevergoeding. Men adviseert dan ook het verzoek om planschadevergoeding van Schouwstra Vastgoed B.V. af te wij zen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2000 | | pagina 667